Volg ons op YouTube

Een derde weg?

EEN DERDE WEG?!

(De Rechterkant van de Brede Weg)

Ik droomde eens over twee Wegen. Die wegen bevonden zich op de Aarde. Ze verbonden de eeuwigheid die achter lag met de eeuwigheid die komen zou.

De ene Weg was breed en makkelijk begaanbaar, de andere Weg daarentegen smal en moelijk te bewandelen. Op beide Wegen bevonden zich mensen, heel veel mensen, hoewel er zich op de Brede Weg veel meer bevonden dan op de Smalle Weg.

Ik zag dat beide Wegen bewandeld werden door allerlei soorten mensen: blanke en bruine, jonge en oude, begaafde en minder begaafde, rijke en arme. Al deze mensen vormden tezamen een ontelbare menigte, die zich allen voorwaarts spoedden.

Maar waarheen? vroeg ik me af. Wat is hun bestemming?

Toen ik de Wegen wat beter bekeek, verbleekte ik, want ineens zag ik waar die Brede Weg eindigde. O, daar zag ik een Poel, die brandde van vuur en sulfer. Ik hoorde daar geween en het knersen van tanden. Ook zag ik daar rook, afkomstig van gepijnigde mensen, die opging tot in de eeuwigheid.[1]

Ik zag de Eeuwige Verdoemenis.

Ik keek weer naar al die mensen die op de afschuwelijke, doodlopende Weg liepen. Zagen zij dan niet wáár ze zich heen spoedden?

Lang hoefde ik daar niet over te peinzen, want aan velen van hen was te zien dat ze inderdaad niet wisten waar deze Weg eindigde. De meesten bekommerden zich daarover ook totaal niet over. Ze genoten zo van al datgene wat aan weerszijden van de Brede Weg naar hun lonkte: rijkdom, plezier, macht, muziek, sex, drank en allerlei andere soorten van vermaak. Ik merkte dat verreweg de meeste van deze mensen maar één doel voor ogen hadden: laat ons eten, drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij!

Wanhopig vroeg ik me af of er dan niemand was die zich bekòmmerde om deze menigte, die onherroepelijk verloren zou gaan.

Toen zag ik ineens iets tussen de Brede en de Smalle Weg staan. Het was een houten Kruis.

En aan dat Kruis hing een Man. Een Man van smarten. Zijn handen waren doorboord. Zijn Bloed vloeide. Zijn gelaat was getekend door smartelijk lijden. Maar o, dat gelaat straalde tegelijkertijd zóveel bewogenheid uit, dat het me diep, ja zeer diep ontroerde.

Zijn blik ging over de zich naar het Verderf voortspoedende mensen. Toen hoorde ik dat deze Man iets naar hen riep, met luide stem: “Wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer!“[2]

Toen begreep ik dat er wel Iemand was Die Zich bekommerde om verloren mensen. Het was het Lam Gods Zelf, Dat de zonden der wereld wegnam.

Door het Bloed dat vloeide uit de doorboorde handen van die Man was er dus wel een Weg ter ontkoming.

Mijn blik werd getrokken naar die Weg, die Smalle Weg. Ik vroeg me af waar de mensen die op deze Weg liepen naar toe zouden gaan. Toch niet naar dezelfde Bestemming als die anderen?

Maar neen, wat ik daar, aan het eind van die Weg zag, was zo anders, zo onnoemelijk anders. Ik zag daar een Gouden Stad.

En iets in deze Stad gaf Licht, een Licht zo groot en zo wonderlijk schoon. Ook hoorde ik er gezang, wat zo vreugdevol en zo heilig klonk, ja zo geheel anders dan die wanhopige kreten uit die afschuwelijke Poel

Ik zag daar aanbidding, vreugde en geluk. Er was daar geen traan, geen droefheid, geen berouw en geen pijn te bespeuren. [3]

Ik zag daar de Eeuwige Gelukzaligheid.

Haastig wendde ik me weer tot de menigte op de Brede Weg. De meesten zagen het Kruis niet. Ook hoorden ze de Stem van de Man der Smarten niet. Ze liepen maar door en door…

Geschokt, maar ook met een van blijdschap trillende stem riep ik hen toe: “Het Lam Gods heeft geen lust in uw dood, die u weliswaar verdient, maar daarin dat u zich bekeert en leve! O mensen, een ieder die in Hem gelooft tot vergeving van zonden zal niet verderven, maar eeuwig leven! Haast u en spoed u toch naar het Kruis. Die Man der smarten heeft gezorgd voor een Weg ter ontkoming. Haast u om uws levens wil.”[4]

Maar helaas, ook mijn stem ging grotendeels verloren in het rumoer en gedruis van de menigte.

O jawel, een enkeling keek vluchtig op, stond een ogenblik stil, maar werd al snel weer meegevoerd met de stroom van mensen. Anderen stonden wat langer stil, bewogen zich naar het Kruis, maar werden er toch weer vanaf gehouden door de verleidingen langs de Weg.[5]

En zo bleven de meesten zich voortspoeden, regelrecht naar het Verderf, regelrecht naar hun eeuwige ondergang.

– – –

Ineens zag ik dat er aan de rechterkant van de Brede Weg een soort afgebakend Paadje liep.

Op dat Paadje liepen ook mensen. Deze mensen gedroegen zich echter zo geheel anders dan die anderen op de Weg. Hun gezichten stonden ernstig. Ze deden niet mee met al die genietingen van de anderen, van de wereld.

Kennelijk wisten zij wèl waar deze Weg eindigde. En kennelijk wisten zij ook van het Kruis en die Smalle Weg ter ontkoming, want velen van hen bleven er stilstaan en keken er van een afstand naar. Terwijl ze daar stonden praatten ze druk met elkaar.

Maar waarover spraken zij dan? vroeg ik me af. En waarom bleven er zovelen op een afstand? De eeuwigheid komt toch ook voor hen steeds dichterbij?

Ik kwam naderbij en ging luisteren naar hun gesprekken.

Ze spraken met elkaar over een weg, een weg naar het Kruis dat voor hen stond. Ze legden elkaar uit wat er eerst moest gebeuren voordat ze naar dat Kruis mochten gaan. Ze konden ook precies uitleggen hoe die Weg liep en hoe moeilijk begaanbaar die was.

Ze spraken zo vol overtuiging dat het net leek alsof ze er zelf geweest waren. Maar, hoorde ik ze eerlijk zeggen, dat was niet zo. Ze hadden dat gehoord en gelezen.

Ze discussieerden verder over allerlei zaken, zoals geopenbaarde en verborgen wil van God en aanbod van genade.

Ik liep naar een andere groep mensen die ook voor het Kruis stonden en er over spraken. Er waren, zo merkte ik, hele wijze mensen bij. Ze hadden allerlei dikke boeken bestudeerd en konden daaruit heel veel citeren. Zij wisten zodoende precies hoe God werkte. Daardoor konden ze aangeven wie wel en wie niet naar het Kruis mochten gaan.

Ze vroegen de mensen die hun zondelast bij het Kruis wilden neerwerpen of ze die last wel echt voelden en of zij er wel diep genoeg onder gebukt gingen. Het ging zomaar niet, zeiden ze.

En vele mensen die naar hen luisterden liepen door, want ja, dat hadden ze nog niet beleefd. Weer schrok ik want zo hechtten ze meer waarde aan wat die mannen zeiden dan aan wat die Man aan het Kruis sprak.

Anderen vroegen zich af tot wie het Lam Gods nu eigenlijk sprak, daar aan het Kruis. Tot allen, zeiden sommigen, maar je hebt niet veel aan die Boodschap, vervolgden ze, als je niet aan jezelf ontdekt bent. Ze voegden er nog heel nadrukkelijk aan toe dat dat Gods werk is.

Toen zag ik dat ook velen die naar hen luisterden doorliepen, mismoedig, want God had hen nog niet aan hunzelf ontdekt. Ze begrepen dat niet echt, zo hoorde ik enkelen zeggen, want ze baden wel drie keer per dag om een Nieuw Hart en dat was hun nog steeds niet gegeven.

En zo liepen ze verder, geen acht slaande op de Stem die hun toeriep: Mijn zoon, geef Mij uw hart![6] Zij konden dat immers niet zelf?

Anderen zeiden dat de Boodschap maar voor enkelen op deze Weg was. Natuurlijk niet voor allemaal, dat leren de Lichten, zo hoorde ik, de mensen die zich zo graag laten bedriegen en die met een Ingebeelde Hemel naar de Hel zullen gaan.

Nee, zeiden ze, laten wij maar veilig hier blijven, laten wij onszelf niet bedriegen met een aangepraat geloof. En ze vervolgden ook hun weg, hun weg naar het Verderf.

Ik bemerkte dat al deze ernstige mensen zich ook met veel andere godsdienstige zaken bezig hielden, terwijl de Rampzaligheid met elke stap dichterbij kwam. Ze discussieerden over de schrijfwijze van een van de namen van de Zaligmaker, Here of Heere, over het wel of niet ritmisch zingen van Psalmen en over vele andere zaken die de Vorm en het Uiterlijk betroffen.

Ook werd er zeer afkeurend gesproken over die goddeloze wereld, die mensen die zich alleen maar bezig hielden met vermaak en over zogenaamde christenen, die Juichende Christenen, mensen die Het zelf grepen en Het altijd bezaten.

Zijzelf waren zo heel anders, zij waren tenminste Eerlijk Onbekeerd.

En zo zag ik tot mijn grote ontsteltenis ook velen van deze mensen zich voortspoeden op de Brede Weg, weliswaar aan de rechterkant ervan, maar toch op weg naar dezelfde Bestemming, op weg naar een nimmer eindigende Eeuwigheid.

Geschokt riep ik hen toe: “Laat u toch met God verzoenen! Heden indien gij Zijn Stem hoort, verhardt u niet, maar laat u leiden! O mensen, hoe zult gij ontvlieden indien ge op zo’n grote Zaligheid geen acht geeft?”[7]

De meeste mensen keken daar echter niet van op. Ze kenden deze woorden zo goed, want ze bezaten het Woord van God. Ze hadden dat al vaak gelezen.

Enkelen kwamen echter naar me toe en zeiden: “Meneer, die Nodiging is niet voor ons allemaal, die is alleen voor de Uitverkorenen en als we daarbij horen, dan zal God ons zelf wel trekken. Anders heeft het echt geen zin als we ons tot God wenden” en vervolgens liepen ze verder.

Dit had ik al eerder gehoord, toen ik luisterde naar hun gesprekken. Maar ik kon niet begrijpen dat dit er zo koud en zakelijk uitkwam. Wisten ze dan toch niet waar deze Weg eindigde? Ik riep ze achterna: “Maar mensen, in de Bijbel staat dat God met vlammend vuur wraak zal doen over degenen die het Evangelie van de Heere Jezus Christus ongehoorzaam zijn. En er staat ook dat Hij zal lachen en spotten in uw verderf, omdat u geweigerd hebt u zich tot Hem te keren![8] Zal God dan lachen, spotten en zich op u wreken terwijl Hij zelf bepaald heeft dat u zou weigeren om op de nodiging in te gaan? Zou God zo onrechtvaardig zijn?

Een draaide zich nog om en zei: “U moet niet denken dat u het weet. Onze dominee zegt dit en ik voel gewoon dat dat de zuivere waarheid is.” Ook hij liep verder, het Verderf tegemoet.

Anderen zeiden: “Wat wij aan het Kruis horen is de uitwendige roeping. Zodra Hij ons inwendig roept, ja, dan kunnen we ons laten leiden. En weet u niet dat wij onszelf niet kunnen bekeren, dat God dat moet doen?” Ik antwoordde:“Ja dat is waar, maar God wìl het toch ook doen?[9] Ziet toch af van uzelf en uw ellendige bestaan en vertrouw geheel op Hem, dan zal u niet beschaamd uitkomen![10]O wendt u toch naar Hem, Die alles in u wil werken wat uzelf niet kunt!”

“Meneer”, zo zeiden ze, “dat kan alleen door de werking van de Heilige Geest en als Die gaat werken, nou, dan komt het allemaal vanzelf, want Die werkt onwederstandelijk!”

Ik antwoordde: “U heeft gelijk dat het de Heilige Geest is die harten wederbaart, maar dat ontslaat u toch niet van uw verantwoordelijkheid om u geheel aan de Heere Jezus over te geven? U kunt God toch straks niet verwijten dat u er niets aan kon doen dat u niet bekeerd bent, omdat de Heilige Geest het bij u niet wilde werken. Trouwens, weet u wel dat u het vermogen heeft om de Heilige Geest te wederstaan.. ?!”[11]

Doch ook zij draaiden zich om en vervolgden hun weg, hun weg richting de Eeuwige Rampzaligheid, zichzelf staande houdend met de gedachte dat ze het immers zelf niet konden.

Weer iemand anders riep me toe: “Zeg, dat gaat zomaar niet. Wat moet ik bij het Kruis doen? Ik moet eerst mijn zonde en onmacht echt beseffen, pas dan mag ik bij het Lam Gods komen. Onze dominee waarschuwt altijd voor mensen die zomaar naar de Heere Jezus gaan. Nee, eerst ellende, dan pas verlossing!” En ook hij vervolgde zijn weg.

Ik riep hem nog achterna: “Maar meneer, het Woord van God geeft aan dat u ellendig bènt, of u het beseft of niet![12] U zult uw onwaardigheid vanuit uzelf nooit volledig beseffen! Spoed u toch naar het Kruis. Daar is Iemand die u uw ogen voor uw ellendigheid wil openen, maar Die u ook wil laten zien Wie Hijzelf is! Werp toch een blik op de Verlosser… het is nog Genadetijd!” Hij keerde zich nog een keer om en riep: “U dringt de mensen maar iets op… Een Jezus van vijf letters”, waarna ook hij zich verder voortspoedde, langs het Kruis, langs de Zalig-maker, op weg naar de Hel.

Keer op keer riep ik de mensen toe dat buiten de Heere Jezus geen leven is, maar een eeuwig zielsverderf en dat ze zich op weg naar de Eeuwige Rampzaligheid bevonden. Maar de meesten hadden hun argumenten om op de Brede Weg te blijven. En die argumenten klonken zo vroom, zo rechtzinnig. Ze gelóófden er echt in.

En zo merkte ik tot mijn grote ontsteltenis dat ook de meesten van déze mensen op dat Paadje aan de rechterzijde van de Brede Weg bléven lopen, langs het Kruis en de Smalle Weg, waar ze zo dicht bij waren.

Samen met die Anderen. Samen het Kruis voorbij. Samen geen acht slaand’ op die Stem. Samen naar het Verderf.

Aan het eind zag ik de Brede Weg en en het smalle Paadje aan de rechterkant ervan weer bij elkaar komen.

O, daar zag ik al die mensen verenigd. De serieuze èn de goddeloze Goddelozen. Samen verenigd in die Poel die brandde van vuur en sulfer.

Toen bleek dat er in wezen toch geen verschil was tussen al die mensen. Of toch wel…? vroeg ik me af.

Toen ik wat beter naar de Poel keek, merkte ik dat de wroeging voor die serieuze Goddelozen onverdraaglijker was dan voor die wereldse Goddelozen, en ik begreep waarom.[13]

Die ernstige Goddelozen wisten van de Smalle Weg, maar hadden die niet bewandeld.[14]

Hoe dan ook, nu was het voor hen allen te laat, voor eeuwig te laat… Al die mensen moesten voor eeuwig op die afgrijselijke Plaats blijven. Ja, al degenen die niet gewild hadden dat het Lam Gods Koning over hen zou zijn en Hem verworpen hadden.[15]

Jawel, sommigen op een vrome manier, anderen op een goddeloze manier. Maar toch, beiden niet gewild …verworpen…

Ik zag ook dat op die Plaats inderdaad géén Weg ter ontkoming meer was. Er was daar geen Man, geen Man van Smarten meer, die riep: Wend u naar Mij toe en wordt behouden.

Er klonken wel andere stemmen, wanhopige stemmen: Had ik maar.., had ik maar..

Maar het was voor hen te laat, voor eeuwig te laat.

De Genadetijd was over.

Toen ontwaakte ik.

O lezer, “had ik maar…, had ik maar…“; vult u zelf de rest in en breng dat nù in praktijk, voordat het ook voor u te laat is!

HEDEN, INDIEN GIJ ZIJN STEM HOORT, VERHARDT UW HARTEN NIET!!! (Hebr. 4:7)

[1] Mattheus 25:30,46; Openbaring 20:15, 21:8

[2] Jesaja 45:22

[3] Openbaring 21

[4] Ezechiel 18:21-23,32; 33:11; Johannes 3:15-18,36; 5:24; 1 Johannes 5:10-13

[5] Mattheus 13

[6] Spreuken 23:26a

[7] 2 Korinthe 5:20; Hebreen 4:7; 2:3

[8] 2 Thessalonisenzen 1:8; Speuken 1:20-33

[9] Jesaja 55:8; Ezechiel 18:21-23,32; 33:11

[10] Jesaja 50:10; Psalm 2:12; 17:7; 18:31; 31:20,25; 32:10; 33:18; 34:9,23; 36:8; 37:5,40; 40:5 enz.

[11] Johannes 3:3-8; Handelingen 7:51

[12] Romeinen 3:9-19, 1 Kor.16:22;

[13] Mattheus 11:20-24

[14] Hebreën 3:18-4:11

[15] Lukas 10:16, 19:27; Johannes 12:48

Download een derde weg PDF

Vragen rond een derde weg

13-12-2011 16:10

Vragen rond “een derde weg”.
Vanuit een persoonlijke bewogenheid met mijn medemens, familie vrienden en allen die met ons wandelen op weg en reis naar een eeuwigheid, heb ik in de achterliggende jaren al heel wat afgepiekerd.

Vele vragen zijn de revue gepasseerd ook vele gesprekken en discussies van uiteenlopende aard.

Het valt mij op dat er vele mensen zijn die werkelijk met wezenlijke vragen rond lopen en op al die vragen zelf geen antwoord weten. Andere zijn er die op elke vraag een antwoord hebben maar tegelijkertijd zo koud en onverschillig zijn met hun eigen lot en dat van hun naasten. Zij hebben niet in de gaten dat juist zij, die met ernstige zielenworstelingen lopen, door dezulke gekwetst en vertrapt worden.
Het doet mij pijn te zien dat de prediking zo weinig uitwerking heeft op ons mensen. Gods knechten dragen zondag aan zondag de Bijbelse boodschap uit. De ene boodschap is niet gelijk aan de andere, er is veel verschil op theologisch gebied, maar toch, we zitten onder Gods geopende woord. Wat doet het met ons, kunnen wij iedere keer weer de gehoorde woorden van ons afschudden en ons gewone levendje weer oppakken? Kunnen wij slapen terwijl Gods knechten ons met bewogen harten proberen te overtuigen van onze zonde en nameloos ellendige toestand. Kunnen wij langer koud blijven onder de verkondiging van de blijde boodschap, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken?[1] Het is niet vrijblijvend om de boodschap van vrije genade aan te horen, het zal zijn of een reuke des levens ten leven of een reuke des doods ten doode, wanneer wij blijven zoals we geboren zijn zullen we het eenmaal uitroepen, ach was ik maar nooit geboren, had ik maar geluisterd, had ik me maar tot God bekeerd, dan zal de liefelijke Jezus die ons gepredikt is niet meer vol liefde zijn maar zal tot ons spreken als de Rechter[2] van hemel en aarde, “Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is.”[3]
Vaak komt de gedachte in je op dat je nog maar alleen overgebleven ben met je zorgen om het heil van je naasten. Verblijd werd ik toen ik hoorde dat er mensen bewogen waren geworden door het lezen van een schrijven van een onbekende schrijver.

Het was een meditatie waarin de schrijver ons deelgenoot maakte van zijn droom die hij gedroomd had. In die droom ziet hij twee wegen, één brede weg waarop vele mensen ongestoord wandelen zich vermakend met al wat de wereld ons bied. Het einde van deze weg was de hel, waar eeuwige kwelling, pijn tandengeknars en wroeging hun deel zou zijn. Ook zag hij een smalle weg waar het wandelen een stuk moeilijker ging maar waarvan het einde een eeuwige gelukzaligheid was. Tussen die twee wegen stond een kruis en aan dat houten kruis hing een Man van smarten[4] die hen toeriep, “Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.”[5] Maar zij die op de brede weg liepen bekommerden zich niet om hetgeen Hij riep.

Nu is de kern van de brief gericht tot hetgeen deze dromer nog meer zag, hij zag namelijk aan de rand van die brede weg een afgebakend paadje waar een geheel ander soort van mensen liep, ze zagen er anders uit, spraken anders en gedroegen zich anders. Wat waren dit voor soort mensen en waar waren zij dan naar onderweg?

Deze mensen bewandelde een zogenaamde derde weg. Zij wisten Wie die Man van smarten was, zij kenden Hem vanuit de prediking en vanuit de dikke boeken, echter op Zijn nodigen sloegen zij geen acht, want zij voldeden niet aan bepaalde voorwaarden waaraan zij naar hun mening moesten voldoen. Onze dromer sprak deze mensen aan en dwong hen als het ware toch acht te geven op deze Jezus en zich te laten zaligen, maar hoe hij ook sprak welke Bijbelgedeelten hij ook aanhaalde zij gingen huns weegs. En hoe verschrikkelijk, hun einde was in de poel die brand van vuur en sulver. [6]
Het aangrijpende stuk heb ik doorgegeven aan verschillende mensen in het verlangen dat God dit gebrekkige schrijven zou willen zegenen tot opening van vele ogen opdat vele gebracht mochten worden tot de kennis Christus Jezus.[7]
Nu, het lezen van deze verhandeling over deze zogenaamde derde weg heeft bij heel wat mensen vragen opgeroepen. Daar wij niet weten wie de schrijver is, meende ik mij geroepen te voelen om in alle bescheidenheid wat verheldering te geven op deze vragen. Echter Ik wil niets van dit schrijven en de schrijver afdoen, mocht hij dit van mijn hand gebrekkige schrijven ook lezen, dan wil ik hem bedanken voor hetgeen hij geschreven heeft en Hem Gods zegen wensen op zijn arbeid.
Het is dus de bedoeling dat we wat opheldering geven op de levende vragen, nu ben ik mij er van bewust dat vragen oplossen vaak weer andere vragen oproept, het weerleggen van bepaalde inzichten geeft soms veel verwarring, onrust en maar al te vaak twist tot gevolg.

Het is mijn wens dat u, wie u ook bent uw onrust voor de Almachtige God neerlegt en Hem vraag om licht in al onze vragen. Hij kent ons volmaakt, weet wie we zijn, welke vragen er leven en Zijn genade alleen red ons van de dood.
Hij roept ons vandaag nog toe: “Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.”[8]

Ongetwijfeld zullen er ook kinderen Gods zijn die dit lezen, vergeef ons, ons gebrek, bidt voor ons om licht en wijsheid en sta ons bij in het uitdragen van de blijde boodschap, welke uit enkel genade ons leven is geworden, in de bede en verwachting dat Zijn Koninkrijk kome.
Onderstaande vragen werden gesteld na het lezen van “een derde weg”
1. Het doel van de schrijver?

2. Waar legt de schrijver het leven?

3. Wordt er niet voorbij gegaan aan Gods vrijmachtig welbehagen?

4. Alleen de uitverkoren worden toch zalig?

5. Is de schrijver niet te zeker van zijn zaak, het is toch een ‘in hope zalig worden’?

6. Er wordt wel gewaarschuwd tegen een derde weg, maar hoe kom ik op de smalle weg?

7. Het is waar dat er velen onverschillig of godsdienstig verloren gaan maar er gaan er ook velen

verloren met een ingebeelde Jezus.

8. Mag ik dan komen zoals ik ben?

9. Hoe kan ik weten deel te hebben aan Jezus Borgwerk?
1. Het doel van de schrijver?

Wat zou het onderliggende motief zijn van de schrijver? Zou het soms zijn bedoeling zijn om een twist over de kerk te roepen? Kunnen zij die deze boodschap serieus nemen nog wel in de kerk blijven?

Persoonlijk vraag ik me af waar deze vragen vandaan komen, het lijkt mij zeer duidelijk dat onze schrijver vanuit de nood van zijn hart en de bewogenheid met de zielen van zijn medemens deze gebrekvolle boodschap de wereld heeft ingezonden. Het is zijn wens dat door het lezen van zijn schrijven de schellen van de ogen zouden vallen[9], opdat vele zouden zien in welk een verschrikkelijke toestand zij verkeren, opdat zij hun heil en toevlucht alleen bij Jezus zouden zoeken.

Waarom zouden zij die deze boodschap serieus nemen niet meer bij de kerk kunnen blijven? Het is toch de opdracht van God aan Zijn geroepen knechten om Wet en Evangelie te prediken? In deze prediking zal de Wet tot verdoemenis[10] gepredikt worden en Het Evangelie zal schitteren in de uitschildering van Jezus Christus en dien gekruisigd[11] tot zaligheid van allen die Hem aannemen[12].

Niemand zal onder de bediening van de Wet vrijuit gaan, ook zal niemand zich onder het aanbod van genade kunnen verontschuldigen dat Christus hem niet is aangeboden. Maar om niet te ver af te wijken, het is dus de bedoeling van de schrijver om u tot Christus te brengen. En is dat niet onze opdracht[13]?
2. Waar legt de schrijver het leven?

Voordat ik deze vraag behandel, wil ik opmerken, dat vele mensen grote vraagtekens zullen zetten bij deze vraag en niet minder bij mijn uitleg, doe gelijk de Bereërs die van Paulus geprezen werden omdat zij hetgeen zij hoorden onderzochten in de schriften of het alzo was[14].
Deze vraag werd mij gesteld, nu is het misschien niet voor een ieder duidelijk wat hier gevraagd of bedoeld wordt. Er zijn namelijk verschillende stromingen binnen ons kerkelijk Nederland. Er zijn er die beweren en leren, dat daar waar de mens overtuigd wordt van zijn zonden en zucht onder die zonden, hij een wedergeboren mens is geworden, ook wel genoemd een levend gemaakt mens. Een dode ziet immers zo beweerd men, niet dat hij of zij onder de zonde is. En zal dus ook nooit zuchten onder deze zonden. De prediking die deze wedergeboorte leert, verkondigd bepaalde kenmerken, als zuchten, wenen, zoeken, bidden, kerkgang en voor ogen zien dat zij verloren liggen. Zij die deze kenmerken in zichzelf herkennen zijn wedergeboren, dus levend gemaakt maar moeten nog met alles de dood in om daar Christus als hun Borg en Middelaar te leren kennen, Die alleen het leven is.

We zullen hier niet te veel over uitweiden daar dit een ingewikkelde materie is, die al vele hoofdbrekens, twistgesprekken en kerkelijke verdeeldheid heeft teweeggebracht.
Het is niet voor niets dat ik deze vraag toch behandel, de gedachtegang van de vragensteller is immers gesteld vanuit dit referentiekader, dat er dus wel degelijk kinderen van God zijn die nog geen kennis aan Christus hebben. Vanuit deze optiek is de inhoud van “een derde weg” gevaarlijk en druist in tegen hetgeen geleerd is.

Nu, deze vraagsteller en vele met hem, kan ik in bewogenheid niet anders zeggen dan dat zij een gevaarlijke en on-Schriftuurlijke leer aanhangen. Er is buiten Jezus geen leven, geen wedergeboorte[15] en geen levendmaking. Het geloof in Jezus Christus de Zone des levende Gods alleen is zaligmakend.[16] Daar waar de zondaar verenigd wordt met Christus, in een bewuste geloofsomhelzing is hij vanaf dat moment rechtvaardig voor God[17], behouden van de toorn met de belofte van een eeuwige zaligheid. Hier begint de wedergeboren zondaar in het nieuwe leven te wandelen, meer en meer ontdekkend de vuilheid van zijn eigen bestaan en de grootheid van de genade Gods die hem geschonken is, in en door Jezus Christus, zijn persoonlijke Borg en Zaligmaker. Alles is nieuw geworden, God de Vader is van een vertoornd God, onze Vader[18] geworden Hij heeft ons aangenomen tot Zijn kinderen. Jezus Christus onze Zaligmaker is onze Oudste broeder die Zijn leven gaf om ons onwaardige zondaren te verzoenen[19]. De Heilige Geest wordt ons in de wedergeboorte geschonken als onze Vertrooster en het onderpand van onze eeuwige zaligheid.[20]
3. Wordt er niet voorbij gegaan aan Gods vrijmachtig welbehagen?

De vraagsteller bedoelt hier te zeggen, God heeft van eeuwigheid een getal van mensen uitverkoren.[21] De schrijver van de brief “een derde weg”gaat hier geheel aan voorbij en dat is niet eerlijk, zo meende de vraagsteller.

Mijn antwoord zal niet lang hoeven zijn. Het is waar, God heeft uit enkel genade uit de boze mensen een ontelbare schare uitverkoren die Hij in de tijd tot Zijn kinderen zou aannemen.

Nu kunnen wij alleen maar verwonderd zijn dat God zulke ellendelingen nog tot Zijn kinderen wil aannemen, hier moeten wij in verwondering en aanbidding een punt zetten. God heeft ons Zijn Woord gegeven, daar staat niet in wie wel en niet uitverkoren is, maar daar lezen we “Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.“[22] Ook lezen we “Ere zij God in de hoogste hemelen , en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.”[23] Het is niet aan ons om in Gods verborgen Raad te graven nog deze te doorzoeken. Het is bekend dat het één van de listen van Satan is om ons met de uitverkiezing vast te laten lopen, velen zijn reeds in de wanhoop geëindigd. De satan heeft alles in het werk gesteld om mij te doen wanhopen aan mijn zaligheid door mij steeds maar weer te laten vallen in zijn strikken aangaande de uitverkiezing, “het kan voor jouw toch niet meer, maar er maar een einde aan.” Maar o wonder van genade, God staat overal boven, nu kan ik niet anders dan roemen in God en Zijn genadige goedheid dat Hij zulk één als ik ben, heb willen uitverkiezen. Zie God is groot en wij begrijpen Hem niet.[24] Allen die tot Jezus Christus zijn gekomen en in Hem hun Zaligheid hebben ontvangen zullen zeggen, Het was enkel genade dat God naar mij de grootste der zondaren heeft willen omzien, Hij heeft mij uitverkoren Halleluja. Gods genade is niet om ons te verschrikken maar om ons op te wekken niet te wanhopen maar de genade van Hem te verwachten. Jezus is niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering.[25]

Zij die geroepen worden en Hem ontvangen in het geloof zijn de uitverkorenen.[26]
4. Alleen de uitverkoren worden toch zalig?

Het is waar dat alleen de uitverkorenen zalig worden, maar zoals we in de vorige vraag reeds behandeld hebben, mogen wij hier niet mee werken, wij weten niet wie wel en niet verkoren zijn. Wij weten dat een iegelijk die tot Hem komt niet zal worden uitgeworpen. [27] Jezus Christus is gezonden om zondaren tot zich te trekken, hen te zaligen en het eeuwige leven te schenken. “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.“[28]
Een ander woord voor uitverkiezing is voorverordinering, of voorbeschikking.

Wij weten niet of wij voorbeschikt zijn om morgen nog te leven, toch eten wij vandaag en gaan wij vanavond rustig naar bed. Een drenkeling die overboord geslagen is en een touw toegeworpen krijgt zal niet zeggen, ik weet niet of ik wel voorbeschikt ben om gered te worden. Wel als het in het natuurlijke dwaas zou zijn zo te redeneren is het dan niet vreselijk dat men aangaande hun eeuwig behoud wel redeneert over zaken die voor ons verborgen zijn?

Hoor hoe Paulus ons door Gods Geest gedreven aanspreekt: “Zo zijn wij dan gezanten van Christuswege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christuswege: Laat u met God verzoenen.”[29]
Kinderen van God, u die dit leest, roem in uw God, roem Zijn verkiezing, is er ziende op uzelf, iets waar u anders in zou kunnen roemen dan op Gods heerlijke verkiezing, waardoor u ellendige alles doorgebrachte zondaar mag delen in Gods genade?
Psalm 66 vers 8

Komt, luistert toe, gij Godgezinden,
Gij die den Heer’ van harte vreest,
Hoort, wat mij God deed ondervinden;
Wat Hij gedaan heeft aan mijn geest.
‘k Sloeg, heilbegerig, ‘t oog naar boven;
Ik riep den Heer’ ootmoedig aan;
Ik mocht met mond en hart Hem loven,
Hem, Die alleen mij bij kon staan.
5. Is de schrijver niet te zeker van zijn zaak, het is toch een ‘in hope zalig worden’?

Deze vraag komt voort uit de gedachtegang dat de zaligheid en de eeuwige heerlijkheid iets is waar men niet zeker van kan zijn, of alleen in bijzondere gevallen. Voor sommigen zal dit volslagen nieuw zijn, maar ook dit moet u zien vanuit de zelfde gedachten als vraag 2. Immers als het leven gepredikt wordt in de zoekende zondaar, dan is inderdaad de zaligheid iets twijfelachtigs. Een zondaar die ziet hoe ellendig hij er aan toe is en inleeft dat als hij zo moet sterven als hij geboren is voor God niet kan verschijnen, zo’n zondaar ziet de dood en de hel voor ogen.

Om kort te gaan, als zo’n zondaar in deze toestand sterft is het voor eeuwig te laat, er is buiten Jezus geen zaligheid. En daarom, O zondaar wie u ook bent, zoek het leven niet in iets buiten Christus. Vlied de toekomende toorn en zoek uw leven in Jezus uw zaligmaker. Hij alleen red van de dood en schenkt u uit goedheid zonder pijl een eeuwig zalig leven.

Zij die in hun leven deze Jezus als hun zaligmaker hebben mogen leren kennen, zijn zich er van bewust wie zij zelf zijn, en moeten zeggen het is alleen genade. Maar nu ik mag leven in Mijn Jezus, nu Hij mijn zaligheid, mijn gerechtigheid en mijn heiligheid is, nu heb ik niets te vrezen. De dood jaagt mij geen schrik meer aan, nee alles, alles is voldaan.” Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zij”[30]

“Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning”?[31]

Voor allen die in Christus Jezus zijn is er geen verdoemenis meer[32], nee, daar is vrede met God onze Vader[33], O zouden we daar dan niet van mogen getuigen en allen die ons omringen mogen aanzeggen dat zij zich toch haasten om huns levenswil. Waarom dan haast? Wel u bent een zondaar en als u nog niet geborgen bent in het zoenbloed van Christus, staat u nog onder het oordeel, de vloekende wet zegt u aan dat u vervloekt[34] bent. God kan geen gemeenschap hebben met u o zondaar, zolang u leeft voor eigen rekening. U hebt zonde op zonde gestapeld, God’s genade veracht en zijn wetten vertreden, u zondigt niet alleen met uw hart maar ook met uw mond, uw doen en laten zijn niet overeenkomstig Gods heilige wet. En toch God eist volkomen, volmaakte gehoorzaamheid[35]. Is er dan één mens op deze aarde die hiernaar kan leven, Nee![36]

Welk een wonder, Gods Zoon is naar deze aarde gekomen, Hij heeft Zichzelf willen vernederen door ons in alles gelijk te worden, Hij heeft hoon en spot, beschimping en laster ja de helse angsten en pijnen willen dragen, in alle gehoorzaamheid, in volkomen heiligheid, Hij is aan het vervloekte kruishout[37] gehangen om ons zondaren te verlossen en in de vrijheid te zetten[38]. Met Zijn offer, is Zijn gehoorzaamheid de onze geworden, Zijn zaligheid de onze, ja Zijn Vader de onze.

Wie u ook bent, hebt u uw leven er doorgebracht, ligt alles verzondigd en ziet u geen uitkomst meer? Hoor wat God to u spreekt. “Men zegt: Zo een man zijn huisvrouw verlaat, en zij gaat van hem en wordt eens anderen mans, zal hij ook tot haar nog wederkeren? Zou datzelve land niet grotelijks ontheiligd worden? Gij nu hebt met vele boeleerders gehoereerd, keer nochtans weder tot Mij, spreekt de HEERE.”[39]
6. Er wordt wel gewaarschuwd tegen een derde weg, maar hoe kom ik op de smalle weg?

De vraag steller heeft de brief gelezen, is onder de indruk en ziet wel degelijk dat hij/zij inderdaad tot deze Jezus moet komen, maar hoe, zo is de vraag?

Het is belangrijk om te weten dat God niet zo denkt als wij, bij God is geen aanneming des persoons.[40] Dat wil zeggen, God maakt geen onderscheid tussen Jood of heiden, geen onderscheid tussen Aziaat of Westerling, tussen rijk of arm, machtig of onmachtig, hoog begaafd of minderbegaafd. Nee voor God zijn alle mensen gelijk. Wij kunnen ons niet dusdanig opknappen zodat God naar ons om zou zien. Wij kunnen ons vaak mooier voordoen dan wij zijn, maar voor God is dit alles niets waard. Al ons bidden, roepen en zingen, onze kerkgang[41] of wat dan ook, is buiten het zaligmakend geloof een luchtbel. Het zal ons niet baten in de dag des oordeels.

Toen Jezus Zijn prediking op deze aarde begon riep Hij ” Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen“.[42] Zo komen ook vandaag deze woorden nog tot ons, de Farizeeën meende God een dienst te bewijzen met hun godsdienst en hun wettische werken, zij meende wel rechtvaardig te kunnen worden door het onderhouden van de wetten[43]. Maar ach hoe ontnuchterend voor hen en ons als Jezus dan spreekt “gij hebt de liefde Gods niet in u”.[44]
Hoeveel jaar mogen wij al leven? Hoe groot is God die ons dagelijks het daglicht schenkt, eten drinken, een huis en misschien wel kinderen. “Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt?“[45] Ieder dag vergroten wij onze schuld door te leven naar ons eigen goeddunken, u zegt misschien, maar ik bid tot God, ik probeer netjes te leven, geef om de armen en ben geen openbare zondaar. “En Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den Heere uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.”[46] Wie van ons kan dan zeggen zonder zonde te zijn? O, erken toch dat uw oordeel rechtvaardig is, zie toch in, in welk een nameloos ellendige toestand wij verkeren. Wij hebben God op het hoogst misdaan, Ja wij zijn van het heilspoor afgegaan. Vervult deze gedachten u dan niet meer vrees en tegelijk met ontzag voor Gods Majesteit? Hij die grote Heilige God draagt ons zondaren ondanks onze afkeringen, ja wat meer is, Hij wil ze allen genezen.

Keert weder, gij afkerige kinderen; Ik zal uw afkeringen genezen.” Zo roept hij ook ons vandaag nog toe, o, doe dan gelijk de Israëlieten en zegt “Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de HEERE onze God.”[47] God belooft ons onze afkeringen te genezen, en Zijn eigen Woord leert ons. “God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens mensen kind, dat het Hem berouwen zou; zou Hij het zeggen en niet doen, of spreken en niet bestendig maken?“[48] O, werpt u dan geheel op deze God, zoek uw heil in het bloed van Jezus, en laat u zaligen. Stop met uzelf op te knappen maar laat varen alle hoop in uzelf en verlaat u op Jezus, dan zult u met David uitroepen. “HEERE mijn God, ik heb tot U geroepen, en Gij hebt mij genezen.“[49]

U, die geen raad weet met uzelf, die niet weet waar u het zoeken moet, verlaat alle hoop op mensen, wacht niet op bemoedigingen van hen die u lief zijn maar laat Jezus liefde u dronken maken. [50]
Wij mensen kunnen elkaar in deze weg niet helpen, maar alleen wijzen op de Fontein die geopend is om uw zonden te wassen.[51] “Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet.”[52]

 Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden. Want een iegelijk die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal opengedaan worden.”[53]
Vrees niet, geloof alleenlijk.[54]
7. Het is waar dat er velen onverschillig of godsdienstig verloren gaan maar er gaan er ook velen

verloren met een ingebeelde Jezus.

De vraagsteller, heeft de brief gelezen en komt tot de conclusie dat er een kern van waarheid zit in het schrijven maar maakt zich tegelijk zorgen over de vele mensen die verloren gaan met een ingebeelde Jezus, die verstandelijk is aangenomen.

Het is waar, dat er vele verloren gaan met een ingebeelde Jezus, die nooit de zoetheid en de vrede gevonden hebben in Zijn Middelaarswerk, persoonlijk toegepast door een gelovig omhelzen. Toch mag dit voor ons niet een rede zijn om de blijde Boodschap te verdonkeren en voorwaarden te gaan stellen aan de mensen die genodigd worden. Nee, Gods genade is niet te verdonkeren, Zijn liefde is onuitsprekelijk, hij eet met zondaren en tollenaren,[55] Ja, Hij zoekt de verdrevenen op om hen te zaligen. “Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering.”[56]
Zoals het een eer is voor een arts om een ernstig zieke persoon te opereren tot zijn genezing en het een eer is voor een goudsmid om uit een vuil klompje goud iets moois te maken, zo is het Gods eer om van een vuile zieke zondaar, een pronkjuweel van Zijn genade te maken.
Laat ons niet mismoedig worden door de gedachten dat er vele op verkeerde gronden met Jezus pronken.

Hij roept ons toe, “Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.”[57]

“Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.[58]

“O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja, komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk.”[59]

“En de Geest en de bruid zeggen: Kom. En die het hoort, zegge: Kom. En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet.”[60]

” En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.“[61]
Psalm 95 vers 4

Want Hij is onze God, en wij
Zijn ‘t volk van Zijne heerschappij,
De schapen, die Zijn hand wil weiden;
Zo gij Zijn stem dan heden hoort,
Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord,
Verhardt u niet, maar laat u leiden.
8. Mag ik dan komen zoals ik ben?

U bedoelt waarschijnlijk te zeggen, moet ik dan niet aan bepaalde voorwaarden voldoen.

Als u honger heeft gaat u naar de bakker. als u ziek bent gaat u naar de dokter. Als u geld nodig heeft gaat u naar de bank.

En nu, u heeft een zaligmaker nodig! U ligt ten dode opgeschreven, de ziel die zondigt, zal sterven.[62]

Leeft u zo verder zoals u geboren bent, weet dan dat Gods toorn op u rust en dat de eeuwige rampzaligheid uw deel zal zijn. Kunt u o zondaar nu nog zeggen dat u geen Zaligmaker nodig hebt?

Vandaag wordt u de zaligheid nog aangeboden, Jezus Christus is gekomen in deze wereld om te leiden en te sterven, alle zonden zijn betaald. Zo is er dan nu geen verdoemenis voor al diegenen die in Christus Jezus zijn[63]. Is er dan iets wat u nog tegen kan houden om u geheel aan Hem over te geven? Zoek niet langer het leven in eigen hand te houden, denk niet in uw hoogmoed ik mag niet komen. Hij is gekomen, durft u nog langer Zijn bloed onrein te achten. Durft u zijn liefdevolle nodigingen in de wind te slaan? Ach vrienden ik raad u, geef het op en laat u zaligen. Er is geen groter geluk, geen heerlijker leven, geen zaliger toekomst dan te leven uit genade in de wetenschap dat alle zonden zijn weggewassen in Zijn bloed.
9. Hoe kan ik weten deel te hebben aan Jezus Borgwerk?

Misschien is dit wel een vraag die bij meerdere mensen leeft. Zojuist heb ik de voorbeelden aangehaald van de dokter, de bakker en de bank, als dit op u van toepassing is dan weet u dat u geopereerd bent, u was immers bij de dokter en u kwaal is genezen. Uw heeft uw brood in ontvangst genomen bij de bakker en u heeft geld in uw portemonnee gehaald bij de bank. Zou u dan niet weten dat Jezus uw zaligmaker is? Zegt de Heere niet in Zijn Woord,”Komt dan, en laat ons tezamen rechten[64]” Dit is iets wat niet buiten u om gaat. Hier worden uw zonden uitgewist en wordt uw onrust verwisseld voor een onuitsprekelijke vrede. Als God roept “O alle gij dorstigen, komt tot de wateren[65]” zou u dan niet weten dat uw dorst is verwisseld voor verfrissing, dat uw kwelling is overgegaan in vreugde?

Vroeger leefde u voor eigen rekening, naar het goeddunken van uw eigen hart, maar nu is Jezus uw alles. U heeft langere of kortere tijd gebukt onder uw zonden, gevoelend de vloek van de wet en nu, het is alles nieuw, er is geen wet die veroordeelt geen dood die u dreigt en geen hel die u verschrikt. U weet dat het alleen door hem is dat u leeft en voor eeuwig zal leven.
Komt er dan nooit strijd op af, o zeker, strijd de goede strijd des geloofs.[66] Veel vertwijfeling, aanvechting en benauwing kan Gods kind overvallen, maar op de bodem van het hart blijft het onwankelbare geloof hetwelk gefundeerd is op de Rots der Behoudenis. “Staat dan in de vrijheid met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen”[67].We kunnen elkaar geen maat meten wat betreft diepten of hoogten van de beleving. Maar al Gods kinderen kunnen zeggen. ” één ding weet ik, dat ik blind was en nu zie[68]” “Mij is barmhartigheid geschied[69]” Kom vrienden, Welzalig hij wiens zonden zijn vergeven.
Ik moest aan het kruis en dat vanwege mijn zonden, maar zie, Jezus nam mijn plaats in. Hier mocht ik ruilen, mijn zonde nam Hij en gaf mij Zijn zondeloosheid, mijn ongerechtigheden nam Hij op Zich en gaf mij Zijn gerechtigheid, mijn hoogmoed nam Hij en gaf mij Zijn ootmoed. Om mijn overtredingen is Hij verwond, om mijn ongerechtigheden is Hij verbrijzeld, de straf die mij de vrede aanbrengt was op Hem, mijn lieve Zaligmaker en door Zijn striemen is mijn genezing geworden[70]. O zou ik U niet hartelijk liefhebben, mijn Heere en mijn God? In Christus ligt al mijn zaligheid, mijn gerechtigheid en mijn heiligheid, ik hoef niets toe te brengen maar leef uit genade om Zijns Naams wil. Welk een vrijheid in onze Jezus. Kom vrienden, draal niet langer maar zoek Hem meer en meer te kennen en leef in en uit Hem. Om Jezus wil, Amen.
Psalm 32 vers 3

‘k Bekend’, o HEER’, aan U oprecht mijn zonden;
‘k Verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden;
Maar ik beleed, na ernstig overleg,
Mijn boze daân; Gij naamt die gunstig weg;
Dies zal tot U een ieder van de vromen,
In vindenstijd, met ootmoed smekend, komen;
Een zee van ramp moog’ met haar golven slaan,
Hoe hoog zij ga, zij raakt hem zelfs niet aan.
Veenendaal 13-12-2011 W.Vos

[1] 1 Timóthëus 1:15

[2] Romeinen 8:34, Romeinen 14:10, 2 Korinthiërs 5:10,

[3] Matthéüs 25:41, Matthéüs 7:23, Lukas 13:25

[4] Jesaja 53:3

[5] Jesaja 45:22

[6] Openbaring 14:10

[7] Filippensen 3:8

[8] Jesaja 45:22

[9] Handelingen 9:18

[10] Romeinen 3:19, Romeinen 7:8,9

[11] Galaten 3:1

[12] Markus 4:20, Johannes 1:12, Johannes 3:33, Handelingen 8:14, 1 Korinthiërs 15:1, Kolossensen 2:6, 1 Thessalonicensen 1:6, 1 Thessalonicensen 2:13

[13] Mark. 16:15

[14] Handelingen 17:11

[15] Johannes 3:3

[16] 1 Johannes 5:10, 1 Johannes 5:12, Romeinen 3:22, Galaten 3:26

[17] Romeinen 5:1, Romeinen 8:1

[18] Romeinen 8:15, Galaten 4:6

[19] Romeinen 3:25, Romeinen 5:11, 2 Korinthiërs 5:18, 1 Johannes 2:2, 1 Johannes 4:10

[20] Romeinen 5:5, Johannes 14:16,17, 2 Korinthe 1:22, Efeze 1:13

[21] Matthéüs 20:16, Matthéüs 22:14, Matthéüs 24:31, Efeziërs 1:4, 1 Petrus 1:2

[22] Johannes 6:37

[23] Lukas 2:14

[24] Job 36:26, Job 37:5

[25] Lukas 5:32

[26] Openbarinmg 17:14

[27] Johannes 6:37

[28] Johannes 3:16

[29] 2 Korinthiërs 5:20

[30] Romeinen 8:31

[31] 1 Korinthiërs 15:55

[32] Romeinen 8:1

[33] Romeinen 5:1

[34] Galaten 3:10, Deuteronomium 27:26

[35] Romeinen 2:13

[36] Psalmen 14:3

[37] Galaten 3:13

[38] Lukas 4:19, Romeinen 8:21, Galaten 2:4, Galaten 5:1,

[39] Jeremia 3:1

[40] Romeinen 2:11, Matthéüs 22:16, Handelingen 10:34

[41] Amos 5:23

[42] Matthéüs 4:17

[43] Johannes 5:39

[44] Johannes 5:42

[45] Romeinen 2:4

[46] Matthéüs 22:37

[47] Jeremia 3:22

[48] Numeri 23:19

[49] Psalm 30:3

[50] Hooglied 5:1

[51] Psalmen 36:10, Hooglied 4:15, Zacharia 13:1

[52] Openbaring 21:6

[53] Matthéüs 7:7,8

[54] Markus 5:36, Lukas 8:50

[55] Matthéüs 9:11, Markus 2:15, Lukas 5:30

[56] Lukas 5:32

[57] Matthéüs 11:28

[58] Jesaje 1:18

[59] Jesaja 55:1

[60] Openbaring 22:17

[61] Johannes 6:35

[62] Genesis 2:17 , Ezechiël 18:4, Ezechiël 18:20

[63] Romeinen 8:1

[64] Jesaja 1:18

[65] Jesaja 55:1

[66] 1 Timóthëus 6:12

[67] Galaten 5:1

[68] Johannes 9:25

[69] 1 Timóthëus 1:16

[70] Jesaja 53:5

Download vragen rond de derde weg PDF