Volg ons op YouTube

De Bijbelse oproep om te doden

‘Doodt dan uw leden die op de aarde zijn, namelijk hoererij, onreinheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst, Kol. 3:5.’

De hele wereld is in de greep van de Jihad, die steeds verder oprukt in de strijd om het kalifaat. De oproep onder de moslims klinkt om mee te strijden in deze heilige oorlog. Jihad betekent letterlijk ; ‘inspanning gericht op het realiseren van een bepaald doel’, afkomstig van de Arabische woordstam jhd, dat ‘sterven’ betekent. Sterven voor de goede zaak, de weg bereiden voor de Mahdi, de verlosser, die uiteindelijk het islamitisch wereldrijk zal vestigen. Alles en iedereen die zich niet wil onderwerpen aan de sharia, de wetgeving van de moslimsamenleving, zal moeten sterven. Hoeveel honderdduizenden hebben ondertussen hun leven verloren in en door deze strijd? Hoelang zal het nog duren voordat ook Nederland verwikkeld zal zijn in deze strijd? Geve God ons genade om te staan voor Zijn Woord, vervult met Zijn liefde, in een diep besef van Zijn genadige barmhartigheid.

Zijn Woord leert ons: ‘Gij zult niet doodslaan.’ Wij worden vandaag niet opgeroepen om de mensen met geweld te dwingen een keuze voor God te maken. Zij die dat in verleden tijden hebben gedaan, hebben zich laten leiden door inzichten die niet op Gods Woord gegrond zijn. De Heere Jezus leert ons om onze vijanden lief te hebben en voor hen te bidden. ‘Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen, Matth. 5:44.’

Als het dan zo ver komt dat ook wij zullen moeten sterven, omdat wij niet willen buigen voor iets buiten de God van de Bijbel, dan mogen wij met Stefanus bidden voor hen die ons doden. ‘En zij stenigden Stéfanus, aanroepende en zeggende: Heere Jezus, ontvang mijn geest. En vallende op de knieën, riep hij met grote stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe. En als hij dat gezegd had, ontsliep hij, Hand. 7:59,60.’ Hoe zal dit kunnen als ons hart en leven vervult zijn met de liefde van God? Lieve vrienden, is Gods liefde de kracht van uw leven? Is Zijn genade, u genoeg?

Jezus Christus, de Zoon van God is gekomen om te zoeken en zalig te maken, dat wat verloren is. Hij legde Zijn leven af, opdat vijanden van God, goddeloze zondaren, het leven zouden vinden. God Zelf, roept de zondaar toe, kom tot Mij en vindt het leven. ‘Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol, Jes. 1:18.’ Hoe groot onze schuld ook is, hoe veel of hoe weinig in eigen oog wij ook gezondigd hebben, Hij zal rechten en Hij zal wassen en reinigen. Dit alles op grond van het werk van Christus.

Christus ging de weg van kribbe tot kruis, om ons te brengen in het Vaderhuis. Hij heeft de schuld uitgewist door Zijn bloed. Hij heeft het handschrift, de schuldbrief die tegen ons getuigde, uitgewist, door het aan het kruis te nagelen. ‘Uitgewist hebbende het handschrift dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, enigerwijze ons tegen was, en heeft datzelve uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende, Kol. 2:14.’ Het was gebruikelijk om bij de kruisiging niet alleen de zondaar maar ook zijn schuldbrief aan het kruis te slaan. En zo heeft Christus, de Rechtvaardige onze zonde gedragen en de schuld uitgewist, opdat wij zouden leven tot eer van God. ‘Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij de zonden afgestorven zijnde, der gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gij genezen zijt, 1 Petr. 2:24.’

Met Zijn dood heeft hij tegelijk een einde gemaakt aan de ceremoniële inzettingen (offerdiensten). Christus de gezalfde, ja, Jezus de Verlosser, is als het Lam geslacht en maakte daarmee een einde aan de offers van dieren. ‘Toen sprak Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God. Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen, Hebr. 10:9.’Als wij nu gezondigd hebben, dan hoeven wij geen dier te slachten maar mogen wij zien op Hem Die voor ons geslacht is, in Zijn bloed vinden wij vergeving van zonden. Hij is onze voorspraak bij de Vader, Hij is in de hemel waar Hij als onze Hogepriester voor ons bid. Hoe zalig is het volk dat op Hem betrouwt. Allen die op iets betrouwen buiten Hem, zullen voor eeuwig verloren moeten gaan omdat er zonder bloedstorting geen vergeving is en zij de hun aangeboden genade verworpen hebben.

Allen die zich geborgen mogen weten in Christus Jezus, worden opgeroepen te zoeken de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn. Want, zo zegt Paulus, gij zijt gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Straks als Christus, Die ons leven is, geopenbaard zal zijn, dan zullen ook wij in heerlijkheid geopenbaard worden. Hoe heerlijk zal dat zijn, als heel de wereld zal buigen voor onze Koning en zal zien dat de wijsheid van de wereld, dwaasheid is voor God. Waar zullen dan allen die vertrouwden op iets buiten Christus, hun houvast vinden? Lieve vrienden, laat de Boodschap van redding en genade toch klinken in deze donkere tijd. Kom, vrienden als u nog voor eigen rekening leeft, geef dan vandaag alles uit handen, roep de Heere aan, belijd uw zonden en volg Hem.

Zij die Hem volgen worden opgeroepen om te doden. Ook wij, volgelingen van de Heere Jezus hebben een Geestelijke strijd te voeren. Wij hoeven geen mensen te doden, nee wij mogen de liefdevolle boodschap van redding en genade brengen aan vriend en vijand. Als wij dan moeten sterven omdat wij Christus meer lief hebben gehad dan wat dan ook, dan zal ook dan in het uur van sterven, Zijn vrede ons hart vervullen. ‘Doodt dan uw leden die op de aarde zijn, namelijk hoererij, onreinheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst, Kol. 3:5.’ Dat wat wij moeten doden, zijn de lusten van het vlees en de afgoderij in het wantrouwen aan God. De zonden die we hier besproken vinden zijn allen gericht op onszelf. Deze zonden geven gehoor aan de lusten die uit het zondige hart opkomen. Het overspel, de onreinheid, in woord en daad, het begeren van iets dat ons niet toekomt om daarmee onze lusten te bevredigen. Het is alles op onszelf gericht en wat een verwoesting brengt het teweeg als wij er gehoor aan geven. Hoeveel dochters worden er op deze manier niet weggeroofd bij de ouders? Waar zijn de ouders, die hun zonen en dochters beschermen in deze strijd? Onze zonen en dochters moeten diep doordrongen zijn van de noodzaak van bekering, eerst bekering dan verkering. Eerst een herstelde relatie met onze hemelse Vader en dan pas een huwelijk aangaan. Hoe kunnen we anders als man en vrouw leven, kinderen krijgen en hen opvoeden aan de voeten van de Heere Jezus? Samen, met onze kinderen, moeten wij spreken over de lusten van ons vlees en de gevaren die op ons afkomen, samen strijden in het gebed, leunend op God en smekend om de leiding van Zijn Geest. In het zelfde rijtje vinden we de zonden van gierigheid. Niet durven delen, omdat we ten diepste bang zijn voor dat wat komen gaat. Geld en goed vergaderen en daar meer vertrouwen op stellen dan op God, dat is afgoderij. Het zit zoveel dieper dan wij in eerste instantie toe willen geven. Laten wij bidden om een oprecht hart en strijden in het geloof dat alles wat wij hebben ontvangen, van God is en dat er niets van ons bij is. Dan kunnen wij delen en hebben wij niets te vrezen. Willen we geen afstand nemen, dan moeten wij bedenken dat de toorn van God komt over de kinderen der ongehoorzaamheid. Hoe zullen wij, die met Christus gestorven zijn, nog kunnen leven in deze zonden? Door het geloof zijn wij verenigd met Christus, in Zijn dood en opstanding. Nu worden wij geroepen om te leven tot eer van Hem Die ons liefheeft.

Naast het doden van deze, op ons zelf gerichte zonden, worden wij opgeroepen om af te leggen. ‘Maar nu, legt ook gij dit alles af, namelijk gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uw mond, Kol. 3:8.’ Deze zonden, die zo diep in ons karakter verweven kunnen zijn, raken vaak in eerste instantie de mensen om ons heen. Er hoeft maar iets te gebeuren of er wordt uitgevaren tegen hen die om ons heen zijn. Hoe moeilijk kan het zijn als we zo’n boos, opvliegend karakter hebben. We nemen ons voor om het beter te doen maar dan, als alles tegen zit, schieten we uit de slof tegen onze geliefde echtgenoot, kind, vader of moeder. Wanneer wordt het nu ooit beter? Er kan ook diep van binnen een wortel van bitterheid zijn, die maakt dat we heel het leven door een donkere bril zien. Dit moeten wij afleggen. Deze boosheid kan niet samen gaan met een vruchtbaar Godzalig leven. Bitterheid is vaak het gevolg van oud zeer; het niet kunnen of willen vergeven van hen die ons iets hebben aangedaan. Als wij zien op dat wat de Heere Jezus voor ons deed, kunnen wij dan niet vergeven? Hoe kunnen wij dan bidden: “Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren”? Het slecht en kwaad spreken over onze naasten is iets wat maar al te vaak afgedaan wordt als gewoon. Het is een zonde, het brengt zoveel kwaad teweeg. Laten wij het goede voor elkaar zoeken en bidden voor de gebreken van hen die om ons heen zijn. Zie op Jezus, de Verlosser, Zijn werk voor ons, dan zal de hand op onze mond gaan.

‘Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mens met zijn werken, Kol. 3:9.’ De Heere Jezus is de Weg, de Waarheid en het Leven, laten wij wandelend op die Weg, levend in Zijn Waarheid alle leugen achter ons laten en niets dan het goede zoeken voor onze naasten. Het oude hebben wij achtergelaten, de oude mens met zijn vleselijke werken uitgedaan. En aangedaan den nieuwen mens, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen Die hem geschapen heeft (Kol. 3:9). Het Beeld van onze Heiland wordt door deze weg zichtbaar in ons leven. Daarin is geen onderscheid, tussen man en vrouw, ouder of kind, werkgever of werknemer, Griek of Jood, Nederlander of Afrikaan, allen zijn wij één in Christus, Hij is alles en in allen.

Wat een heerlijke positie. We zijn gestorven en nu mogen we dat gestorven leven leven. ‘Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levend zijt in Christus Jezus, onzen Heere. Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams. En stelt uw leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levend geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid, Rom. 6:11-13.’ God ziet ons in Christus aan en juist die wetenschap doet ons verlangen om tot eer van Hem te leven. Nu geen zondaars, goddelozen, en vijanden maar geliefde kinderen Gods. ‘Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid; Verdragende elkander en vergevende de een den ander, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, doet ook gij alzo. Kol. 3:12,13.’ Hier zien wij dat het oude vleselijke, wat we afleggen, vervangen wordt door de vruchten van de Geest. Hier zien wij hoe het beeld van Christus in ons hersteld wordt. Uitverkoren om Zijn beelddragers te zijn. De barmhartigheid, de goedheid, de ootmoed, zachtmoedigheid en het geduld zal meer en meer zichtbaar gaan worden bij hen die zich over geven aan de wil van God. Dan leren wij verdragen en vergeven, omdat wij weten wat God heeft verdragen en ons vergeven. Kom vrienden, laten wij strijden in deze goede strijd, opdat de wereld zal zien hoe groot en goed het is om de Heere te dienen, te vrezen en van harte lief te hebben. De vrede van God vervulle onze harten, laat het Woord van Christus rijkelijk in ons leven. Straks zullen wij ingaan om voor eeuwig met Hem te zijn. Amen.

O dierb’re Jezus, vol genade,

vol leven, troost en lieflijkheid;

aanbiddend slaan Gods eng’len gade

de rijkdom uwer heerlijkheid.

En wij zien U, de Mensenzoon,

gezeten in uws Vaders troon.

Gij zijt ons alles: onze sterkte,

verlossing, wijsheid, licht en kracht.

Wat een der uwen goeds bewerkte,

‘t werd al door uw gena volbracht;

al wat wij zijn of hebben, Heer,

zij U alleen tot lof en eer.

Uw trouwe liefde kan niet falen,

zij bracht het leven in de dood;

zij stroomt nu zonder perk of palen,

en troost ons in de grootste nood.

Onthoudt G’ ons iets, wij zijn gewis,

dat ‘t ons tot nut en voordeel is.

Al zou dan alles ook bezwijken

in deze wereld vol verdriet,

uw liefde zal van ons niet wijken,

en uw genade wankelt niet.

Heer, Gij alleen verheugt ons hart,

met U verdragen we alle smart.


Wilco Vos Veenendaal 22-01-2015