Volg ons op YouTube

De troost der Schriften

‘Want al wat te voren geschreven is, dat is tot onze lering te voren geschreven, opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, hoop hebben zouden, Rom. 15:4.’

Paulus, een dienstknecht van Jezus Christus, een geroepen apostel, afgezonderd voor het Evangelie Gods, bemoedigt broeders en zusters om te leren van de Schriften. In de Schriften vinden wij de lessen van volharding en vertroosting. Als wij zien hoe Gods trouw gebleken is, dan putten wij vandaag hoop en kunnen uitzien naar de vervulling van Gods beloften. Met dit opmerkelijke vers zet Paulus, geleid door de Heilige Geest als het ware het stempel op het Oude of Eerste Testament om daarmee aan te geven dat zij nog steeds de bron van vertroosting is. Zij heeft haar kracht ook nu niet verloren. Paulus riep de gemeente van Rome, bestaande uit Joden en bekeerde heidenen op om elkaar te verdragen, lief te hebben en samen troost te putten uit het Woord van God. Wat kan het moeilijk zijn om als broeders met verschillende achtergronden, tradities en inzichten de eenheid in Christus te bewaren. Dat was toen aan de orde en dat speelt tot op de dag van vandaag.

Hoe heerlijk om dan met alle nood de toevlucht te nemen tot God de Heere, bij Hem te schuilen, rustend op Zijn beloften en uitziend naar haar vervulling. Juist deze genadegaven worden door Gods Heilige Geest gewerkt en versterkt door het onderzoeken van de Schriften. ‘Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust, 2 Tim. 3:16.’ Zij wijst ons op de doodstaat van de mens, vanwege de zonde en wijst ons de Weg tot de zaligheid. De overwinning is geheel aan Gods kant. ‘En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen, Gen. 3:15.’ Dit is de Evangelie belofte waar Adam en Eva zich aan optrokken en deze belofte is door het hele Oude Testament meer en meer geopenbaard. We ontdekken hoe de God van Abraham, Izak en Jakob, in Zijn onbegrijpelijke trouw Zijn plan volvoert, dwars tegen alle tegenstand in. Zowel Abraham, Izak als Jakob, meenden God een handje te moeten helpen met het volvoeren van Zijn plan. Steeds opnieuw blijkt dat het zogenaamde helpen van God, niets anders is dan een daad van ongeloof, waarop Gods zegen niet kan rusten.

Geloof is rusten op Gods beloften en dat resulteert in vrede en uitzicht. Mozes heeft het volk Israël veertig jaar door de woestijn geleid. Hoe is daar Gods trouw gebleken, Hij belooft en het gebeurt. De hele reis van het volk met haar gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid, Gods zegen en vloek is ons geschreven tot lering, opdat wij niet zouden zondigen (1 Kor. 10:6). Wat heeft het volk steeds opnieuw gemopperd en wij mogen nu Gods trouwe zorg zien die daar steeds is geweest. Wat er ook gebeurt, God regeert en Hij zorgt voor ons. Jozua sprak aan het einde van zijn leven tot het volk Israël: ‘En ziet, ik ga heden in den weg der ganse aarde; en gij weet in uw ganse hart en in uw ganse ziel, dat er niet een enig woord gevallen is van al die goede woorden, welke de HEERE, uw God, over u gesproken heeft; zij zijn u alle overkomen; er is van dezelve niet een enig woord gevallen, Joz. 23:14.’ Dan vermaant hij hen om de HEERE te dienen, Zijn zegen zal er zijn op gehoorzaamheid maar het kwaad zal hen overkomen als zij afwijken van dat wat de Heere hen geboden heeft. Jaren later staat koning Salomo voor het volk hij looft de HEERE en wijst hen op Zijn trouw. ‘Geloofd zij de HEERE, Die aan Zijn volk Israel rust gegeven heeft, naar alles, wat Hij gesproken heeft! Niet een enig woord is er gevallen van al Zijn goede woorden, die Hij gesproken heeft door den dienst van Mozes, Zijn knecht, 1 Kon. 8:56.’

Vandaag mogen wij kracht putten uit het onveranderlijke Woord van God. Hoe heeft de satan zijn best gedaan om het volk van God te verderven. Het is hem niet gelukt. Vele volken zijn opgestaan tegen het verkoren volk, allen hebben zij ervaren dat God regeert, of zij het nu willen zien of niet. God volvoert Zijn raad en Zijn Woord is ook in deze waar. ‘En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden, Gen. 12:3.’

De tekst van onze overdenking spreekt over de ‘lijdzaamheid en vertroosting der Schriften’ waaruit wij hoop mogen putten. Lijdzaamheid, geduld of volharding, hebben wij nodig en kunnen wij leren door te zien en te luisteren naar de geschiedenissen van o.a. Job, Abraham, Izak en Jakob, Jozef en David.

Hun leven is geen gemakkelijk leven geweest, vele beproevingen, verdrietige omstandigheden, valse beschuldigingen, gevangenschap en achtervolgingen werden hun niet gespaard. Toch zien we hoe Gods genade, trouw en almacht schittert in het leven van deze Godsmannen. Zij verlangden om heilig voor God te leven, ondanks hun gebreken, struikelingen en zonden hebben zij bewezen hoe goed het is om God te dienen. De beproevingen van hun geloof hebben lijdzaamheid gewerkt. En dat is wat Paulus ons wil leren. ‘Werpt dan uw vrijmoedigheid niet weg, welke een grote vergelding des loons heeft. Want gij hebt lijdzaamheid van node, opdat gij, den wil van God gedaan hebbende, de beloftenis moogt wegdragen; Want: Nog een zeer weinig tijds en Hij, Die te komen staat, zal komen, en niet vertoeven. Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven; en zo iemand zich onttrekt, Mijn ziel heeft in hem geen behagen. Maar wij zijn niet van degenen, die zich onttrekken ten verderve, maar van degenen, die geloven tot behouding der ziel, Hebr. 10:35-39.’ De boze is er op uit om de vrijmoedigheid van Gods getuigen weg te nemen en hun mond te snoeren want hij weet dat er geen andere Naam onder de hemel is gegeven waardoor de mensen moeten zalig worden. Broeders en zusters, wij hebben volharding nodig, zo alleen kunnen wij de wil van God doen en zullen wij Zijn beloften in vervulling zien gaan. Jezus komt! Ja allen die door het geloof leven, zullen straks met grote blijdschap Gods heerlijke beloften in vervulling zien gaan. Straks zullen wij, die hopen op Gods beloften, samen met Abraham Izak en Jakob, ingaan in de heerlijkheid die Hij voor ons bereid heeft.

De Messias, Die in de Schriften door profetie en schaduw is verkondigd, is gekomen. Hij, De Zoon van God heeft ons de Vader geopenbaard en is de dood ingegaan om ons het leven te schenken, Hij is gekomen als het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt, Hij is ook de Herder der schapen, de Deur van de stal en de Weg tot God de Vader voor allen die in het geloof tot Hem gaan. Als een Lam is Hij geslacht en als de Leeuw uit Judas stam zal Hij regeren. Ja, Hij heeft de dood overwonnen, is opgestaan en opgevaren naar de hemel, vanwaar Hij komen zal. Lieve vrienden, in Jezus Christus, zien wij de liefde van God geopenbaard, Hij roept zondaren tot Zich, opdat zij niet langer hoeven te leven onder de last van de zonden maar gewassen en gereinigd in gemeenschap met God de Vader kunnen leven.

‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, Joh. 3:16.’ Zo zeker als Gods beloften in vervulling zijn gegaan zo zeker zijn ook deze woorden voor allen die tot Hem de toevlucht nemen. Er is leven, eeuwig leven in de Zoon van God. In het Oude Testament werden zielen gered door het geloof (Hab. 2:4) en ook vandaag worden wij alleen gered door geloof (Rom. 1:17, 3:28). Niets in ons maar alles in Hem, opdat wij zouden roemen in Hem.

Kom vrienden, hebt u het leven al gevonden in deze Jezus, vandaag komt de roepstem nog tot u: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28.’ Morgen is het misschien te laat.

Broeders en zusters laten wij te midden van een rumoerige wereld, kracht putten uit het Woord, leren van de ‘lijdzaamheid en de vertroosting der Schriften’ zodat wij de hoop tot het einde toe vast kunnen houden. Jakob legde zijn hoofd neer te Bethel en droomde van een ladder die op de aarde stond en raakte tot aan de hemel waarop engelen Gods op en neder klommen. De HEERE was aan die plaats, bevestigde Zijn belofte en bemoedigde Jakob door te zeggen; ‘En zie, Ik ben met u….(Gen. 28:15)’ Wat een troost, wat een kracht en wat een zekerheid gaf dit gezicht aan Jakob. Vandaag geen droom maar een levende Jezus, Hij sprak tot Nathánaël en tot ons: ‘…Van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des mensen, Joh. 1:52.’ Het is Deze Jezus Die sprak: ‘En Zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen, Matth. 28:20.’ De God van Abraham, Izak en Jakob, is nog Dezelfde. ‘Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons, 2 Kor. 1:20.’ Ziende op Hem en levend uit Zijn beloftes kunnen wij met Paulus zeggen: ‘Verblijdt u in den Heere te allen tijd; wederom zeg ik: Verblijdt u, Filip. 4:1.’ De God aller genade zij met u. Amen.

Psalm 122

Ik ben verblijd, wanneer men mij

Godvruchtig opwekt: “Zie wij staan

Gereed, om naar Gods huis te gaan.

Kom, ga met ons, en doe als wij.”

Jeruzalem, dat ik bemin;

Wij treden uwe poorten in;

Daar staan, o Godsstad, onze voeten.

Jeruzalem is wel gebouwd,

Wel saamgevoegd: wie haar beschouwt,

Zal haar voor ‘s Bouwheers kunstwerk groeten.

De stammen, naar Gods Naam genoemd,

Gaan derwaarts op; waar elk zich buigt

Naar d’ ark, die van Gods gunst getuigt,

Waar elk Zijn Naam belijdt en roemt;

Want d’ achtbre zetel van ‘t gericht,

Is daar voor Davids huis gesticht,

De rechterstoelen staan daar binnen.

Bidt, met een algemene stem,

Om vrede voor Jeruzalem.

Het ga hun wel, die u beminnen.

Dat vreed’, en aangename rust,

En milde zegen u verblij’;

Dat welvaart in uw vesting zij,

In uw paleizen vreugd’ en lust.

Om vriend en broedren spreek ik nu:

“De vrede zij en blijv’ in u,

Nooit moet haar nijd of twist verkloeken.

Om ‘s Heeren huis, in u gebouwd,

Waar onze God Zijn woning houdt,

Zal ik het goede voor u zoeken.”


Wilco Vos Veenendaal, 23-11-2015