Volg ons op YouTube

De vijgenboom

En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed, Gen 1:31.’ Te midden van deze prachtige schepping, wandelen Adam en Eva, geschapen naar Gods beeld. Zij waren allebei naakt, en schaamden zich niet (Gen. 2:25). Dan lezen we in Genesis 3 de verschrikkelijke zwarte bladzijde uit de geschiedenis, waar wij mensen opgestaan zijn tegen God. Waar wij gekozen hebben om de duivel te gehoorzamen en Jehova God openlijk af te vallen en te maken tot een leugenaar. Wat een duisternis hebben wij daar gebracht over de heerlijke Goddelijke schepping. Na de zondeval is het God zelf die Adam opzoekt, door hem te roepen. Adam en Eva hadden ontdekt dat zij naakt waren en zij schaamden zich voor elkaar, ze pakten vijgenboombladeren een maakte daar schorten van. Als zij dan de stem van Jehova God horen, verstoppen zij zich uit bangheid. O, wat een ellende, wat een droefheid en wat een verschrikking heeft de zonde ons gebracht. Het pronkjuweel van de schepping is bevreesd geworden voor haar Schepper. Adam en Eva voelden wel aan dat zij met hun eigen gemaakte schorten van vijgenboombladeren voor God niet konden bestaan. Hoe zou dit ooit nog goed moeten komen? Maar zie, God zelf zoekt hen op, Hij offert daar een offer en maakt voor Adam en Eva rokken van vellen, die Hij hen aan doet. Hun eigengemaakte schorten moesten plaats maken voor het werk van God. Hier stroomde voor het eerst bloed, dat zag op het Zaad dat komen zou om satans kop te vermorzelen. Ja, Christus, Gods Zoon zou komen, Hij zou Zijn leven geven, Zijn bloed zou stromen op Golgotha, om ons te verlossen van onze vijgenboombladeren en ons te overkleden, met de klederen des Heils. Met al onze eigen gemaakte schorten zullen we omkomen maar bekleed met deze klederen zullen we eeuwig leven.

Lieve vrienden, dragen wij nog onze eigengemaakte schorten? Houden wij onszelf nog op de been met ons eigen doen en laten? Menen wij te kunnen bestaan voor Gods heilig en alziend oog met ons, dit laten en dat doen? Ach, wat een bittere teleurstelling zal dit zijn als God ons roept en wij voor Hem zullen verschijnen. In één ogenblik zullen we ontdekken dat het alles maar schijn is geweest, dan zullen we er achter komen dat die God die wij meenden te behagen, een verterend vuur is en een gloed bij wie niemand wonen kan. Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God. (Jes. 33:14, Hebr. 10:31, Hebr. 12:29.) Wat een heerlijk wonder van vrije genade dat God de Vader in plaats van ons te vernietigen, een weg heeft uitgedacht om ons weer met hem te verzoenen. Dat Jezus, Zijn Zoon gekomen is om in onze plaats te lijden en te sterven. Jezus, heeft de toorn geblust, door Zichzelf volkomen, vrijwillig en gehoorzaam op te offeren. Opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal ontvangen. (Joh. 3:16) Vrienden, wat een genade, onverdiend het leven te ontvangen in Hem, die voor ons de dood is ingegaan. Hij is opgestaan, Hij leeft! Hij is opgevaren naar de hemel en zit aan Vaders rechterhand (Rom 8:34). Kom vrienden, laat ons dan vrijmoedig toegaan tot de troon van de genade, wij hebben een Hogepriester in de hemel (Hebr.), die voor ons bid, Hij kent ons met al onze zorgen en noden, Hij weet wat het is om zwak te zijn, verdrukt en verzocht te worden. Als wij tot Hem naderen dan naderen wij tot de troon van de genade en niet tot de troon van het oordeel. Ieder die bij Hem de toevlucht zoekt zal rust vinden. Hij is gekomen niet om ons te verdoemen maar om ons te behouden. Als je dan Gods stem hoort door middel van het lezen in Zijn woord, door het horen van de prediking of door het lezen van deze woorden, verstop en verschuil je dan niet langer, zoals Adam dat deed, maar kom voor de dag en zie op het offer dat Jezus bracht en laat je overkleden. Nu is het nog de dag van zaligheid, nu, vandaag is er een oceaan van genade waarin al uw zonden gewassen worden indien je je laat wassen. Leer dan uit de geschiedenis van Genesis 3 dat je niet moet luisteren naar de stem van de duivel. Als er dan nu een stem in je is, die zegt dat er voor jouw geen genade is, omdat je te lang, te veel of te groot gezondigd hebt, weet dan dat dat niet de stem van God maar de stem van de listige duivel is. Hij heeft maar één doel, dat is zoveel mogelijk mensen meetrekken in het eeuwig verderf wat hem wacht. Luister naar de liefelijke nodiging die tot je komt vanuit het dierbare Evangelie en gehoorzaam de stem van onze dierbare Heiland.

Onze Heere Jezus was zich ten volle bewust van Zijn aanstaande lijden als Hij, gezeten op een ezelin door de straten van Jeruzalem rijdt. Hoor hoe de menigte roept: ‘Hosanna den Zone Davids! Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen, Matth. 21:9.’ Maar ach, Jezus wist dat hun geroep zou worden: ‘Kruist hem!, kruist Hem!’ Hij wist dat Jeruzalem niet verlegen was om een schuld overnemende Borg. Zij meenden als het verkoren volk van God te leven naar Zijn wetten en geloofden niet dat zij gewassen moesten worden door het bloed van Jezus. De volgende morgen zien we Jezus met Zijn discipelen, vanuit Bethanië weer terugkeren naar Jeruzalem. Hij had honger en als Hij dan een vijgenboom ziet loopt Hij er naar toe om te zien of er ook vruchten aan zijn. Maar de boom, had wel blad maar geen vrucht. Dan spreekt Jezus: ‘Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid, Matth. 21:19.’ En de vijgenboom verdorde onmiddellijk.

Wat een wijze les leert ons deze geschiedenis. In de eerste plaats moeten we weten dat de vijgen bij een vijgenboom in Israël aan het begin van het jaar tevoorschijn komen. De bladeren komen later. Als Jezus dus de vijgenboom vol bladeren ziet, zou men verwachten dat er ook vruchten te vinden zijn. Maar als Jezus de boom onderzoekt, blijken er alleen maar bladeren te zijn. Op zichzelf was het niet vreemd dat er geen vrucht was, want zoals we lezen, was het de tijd der vijgen niet, Mark. 11:13. De bladeren deden voorkomen alsof er weldegelijk vrucht was. De lering die Jezus ons wil leren is deze. Het volk Israël, dat in de Bijbel verschillende keren vergeleken wordt bij een vijgenboom, (Jer. 9:13, Lukas 13:6-9) had de schijn, een vruchtdragend volk te zijn. Ze hadden een belijdenis, ze leefden volgens de wetten en waren anders dan de rest van de wereld. Echter het geestelijke leven, de werkelijke Godsvrucht ontbrak. Het was alles niets anders dan vrome poppenkast, vormendienst en huichelarij. In werkelijkheid waren ze vijandig tegenover Gods genade en meenden zelf hun zaligheid te kunnen bewerken. In de les van de Vijgenboom leert Jezus ons, dat Zijn onderzoek zal blootleggen waar het aan hapert. Hij neemt geen genoegen met de bladeren maar is op zoek naar vrucht. Als er dan wel bladeren zijn maar geen vrucht, kan Hij niet anders dan de vervloeking uitspreken.

Lieve vrienden, wat zal dat zijn, wel een belijdenis te hebben, wel te geloven in God, Zijn Heilig Woord te lezen, te onderzoeken en misschien wel anderen te onderwijzen. Maar in werkelijkheid vreemd te zijn aan de vruchten van de Geest. Een schijnheilige te zijn, in werkelijkheid niets anders te zijn dan een graf vol bloemen, het lijkt heel wat maar van binnen heerst de dood. Het was beter, vruchteloos te zijn, zonder bladeren dan bladeren te bezitten, zonder vrucht. Hoe verschrikkelijk, de Naam van Jezus op onze lippen, maar in werkelijkheid een vreemdeling te zijn van Zijn verzoenend werk.

Vrienden, meen niet dat ik dit schrijf uit hardheid, tijdens het onderzoeken van deze geschiedenis, kwam het onderzoek in de eerste plaats tot mijzelf. Wat zal het zijn om anderen de weg te wijzen en zelf vreemd te moeten zijn van het genadewonder. Wat zal het zijn als anderen op mijn bladeren afkomen en het zal straks blijken dat er nooit een vrucht uit God is geweest. Ook mijn boom heeft geschud in het onderzoek. Wat een wonder als ons oog dan omhooggeslagen mag worden en gericht mag zijn op Hem die ons heeft liefgehad met een eeuwige liefde. Jezus die kwam om mijn vuilheid te wassen, Hij heeft zo zwaar moeten lijden om mij te bevrijden van mijn zonden en ongeloof. Als ik mijn ogen naar binnen sla en zie op mijzelf, dan kan ik geen zaligheid ontdekken, als ik zelf op zoek ga naar mijn vruchten dan sta ik met lege handen. Als Gods Geest dan komt en mijn ogen opslaat naar de bergen, als ik daar mijn Jezus ontmoet, dan smelt mijn hart weg in stille verwondering; ‘waarom Heere, hebt u mij verlost, waarom hebt u naar mij omgezien?’ Als we dan stilstaan aan de voet van het kruis, dan stromen stille verwondering, en liefdevolle tranen uit onze ogen bij het zien op onze lijdende Heer, Hij in plaats van mij. O, Welk een vriend is onze Jezus, die in onze plaats wil staan! Wat een troostvolle woorden zijn dan de woorden uit Hosea 14:9. ‘Uw vrucht is uit Mij gevonden’

Vrienden, om nu vrucht te mogen dragen uit Hem, door Hem en tot Hem, dat is een vruchtdragend leven. Als wij door de wedergeboorte, verenigd met Christus, verzoend met de Vader en gedoopt in de Geest mogen leven, dicht bij Hem die ons heeft liefgehad zullen we vrucht dragen. Dit is geen eigen verdienste, geen moeilijke opdracht maar een hemelse vanzelfsheid. Als wij dicht bij het vuur staan, worden wij warm, als wij in een kruidentuin lopen dan ruiken wij naar kruiden, als wij in de zon zitten worden wij bruin en als wij dicht bij Jezus, de bron van het Licht, leven, dan zullen we licht geven, dan zullen we vrucht dragen. ‘Uw vrucht is uit Mij gevonden.’
Laten wij niet zien op de bladeren, veel mensen zijn anderen gevolgd vanwege hun bladeren, maar toen openbaar kwam dat er geen vrucht was stond hun leven op de kop. Laat een ieder zichzelf onderzoeken of wij geborgen zijn in het bloed van de Heere Jezus Christus en de vrucht die wij dan mogen voortbrengen zal vanzelf versierd worden met een schone belijdenis.

Wat een wonder van genade, Hij die u roept is getrouw, Hij zal het werk dat Hij begonnen is ook zeker voleindigen. Amen.

‘t Oog omhoog, het hart naar boven,

hier beneden is het niet!

‘t Ware leven, lieven, loven

is maar, waar men Jezus ziet.

Wat men hoort of ziet op aard’

is ons kost’lijk hart niet waard;

wil men leven, lieven, loven:

‘t oog omhoog, het hart naar boven!
Jezus, bron dier hemelvreugde,

die ons hart eens smaken zal,

wat ons ooit op aard’ verheugde,

Gij verheugt ons boven al;

daar Gij ons reeds hier bereidt

voor des hemels heerlijkheid,

waar w’ U eeuwig lieven, loven:

Jezus, trek ons hart naar boven!
Och, dat aller mensen tongen,

aller eng’len zang, o Heer,

samenstemden, samen zongen

eeuwig tot uw lof en eer!

Zonder einde geeft uw lof,

Jezus, ons de rijkste stof!

Trek tot U ons hart naar boven,

dat w’ U eeuwig lieven, loven.