Volg ons op YouTube

En hun ogen werden geopend en zij kenden Hem.

‘En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht, Luk. 24:31.’

Reikhalzend had het volk Israël uitgezien naar de komst van de Messias. Nadat de Heere God door de profeet Maleachi voorzegt had dat Johannes de Doper zou komen, als de profeet Elia, met dezelfde kracht en dezelfde geest, is het 400 jaar stil geweest. 400 jaar is er geen profeet geweest die het volk bemoedigde en wees op de komst van de Messias. En dan, als eindelijk de belofte in vervulling gaat is het volk zo verblind geworden dat zij de Messias niet herkennen. Johannes de Doper roept het uit als Jezus tot hem komt om gedoopt te worden; ‘Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, Joh. 1:29.’ De mensen kenden Hem als de zoon van Jozef, de timmerman. Hoe kon deze de Messias zijn? Toch komen er vele tot bekering en geloof, als zij zijn preken horen. Ze zijn zo anders als zij gewend waren. De Farizeeërs en de Schriftgeleerden spraken zo anders, ze legden hen de boeken van Mozes en de Profeten uit en legden het volk zware wetten op die zij niet dragen konden. Het volk ging werkelijk gebukt onder de zware last van de wet. Daarnaast waren er de Romeinen die hen verdrukten en het leven onmogelijk maakten. Wat een opschudding bracht de komst van Jezus met zich mee. Hij predikte bekering en geloof, de mensen moesten zich afkeren van hun slechte dingen en zich keren tot de levende God. Jezus sprak zulke andere woorden, Hij was zo anders dan de wetgeleerden. Zijn woorden waren helder, scherp en zo vol liefde. Tegelijk sprak Hij zonder omhaal over de werkelijkheid van de hel en het oordeel dat zeker komen zou over allen die zich niet zouden bekeren. Hij vergaf de zonden, genas de zieken en doden maakte Hij weer levend. “Wie is toch Deze,” zo riepen zij uit. Uit het volk waren volgelingen van de Heere Jezus ontstaan waaruit Hij twaalf apostelen had verkozen. Zij waren steeds in Zijn nabijheid en kregen persoonlijk onderwijs, zij hadden Hem lief met heel hun hart (behalve Judas). Toch weten we uit de geschiedenis hoe weinig zij in werkelijkheid begrepen van het doel waartoe Jezus gekomen was. Hij sprak tot hen en het volk over het Koninkrijk der Hemelen en zij dachten aan een aards koninkrijk. Tot drie keer toe heeft Hij hen gezegd dat Hij overgeleverd zou worden, zou sterven en na drie dagen weer zou opstaan, en toch begrepen zij het niet. Zij waren helemaal gericht op een aards koninkrijk hoe konden zij dan bedenken dat Jezus zou sterven? Hoe verschrikkelijk is het voor hen geweest toen zij moesten toezien dat hun Meester, Hem die zij zo liefhadden, gevangen werd genomen. Wat een twijfelingen zullen hun harten vervuld hebben toen hun Meester naar Golgotha geleid werd. Daar hing hun Meester, hun hoop en verwachting naakt en gekroond met doornen, genageld aan het vloekhout. Een verdriet dat met geen pen te beschrijven is heeft hun harten vervuld. Zij hoorden Hem uitroepen, ‘Het is volbracht.‘ Maar wat begrepen zij ervan? Weg was al hun hoop en verwachting, dood was hun leven, hun toekomst en hun kracht. Wie zou ooit deze terneergeslagen zielen nog kunnen verblijden?

En zo ontmoeten we twee van deze verslagen mensen op weg van Jeruzalem naar Emmaüs. Wat moesten zij nog langer in Jeruzalem doen? Weg, weg van dat verschrikkelijke. Wie zou hen ooit nog gelukkig kunnen maken? Ze hadden een reis van 11,5 km voor zich, 2 tot 3 uur hadden ze de tijd om samen te spreken over alles wat gebeurd was. Het is fijn als je mensen om je heen hebt waarmee je je nood kunt delen. Tegelijk was er niet veel hoopgevends in hun gesprek, samen waren ze verdrietig, samen waren ze beroofd van hun hoop en verwachting. Ze hadden nu de tijd om met elkaar de dingen nog eens op een rijtje te zetten. O, wat een twijfel zal hun hart vervuld hebben. Hoe kon dit alles nu gebeuren, hadden ze zichzelf dan zo bedrogen? Hadden ze dan toch al die tijd de verkeerde gevolgd? En toch, zij hadden Hem lief maar ach wat had het alles nog voor zin? Hun Meester was als een misdadiger gekruisigd, en al wat aan het hout hangt is vervloekt (Deut. 21:23). O, wat een groot mysterie.

Terwijl zij zo in gesprek zijn met elkaar, komt Jezus bij hen lopen. Zij herkennen Hem niet, hun ogen zijn gesloten voor de werkelijkheid. Hun hart is overstelpt door verdriet, er is geen plaats voor de heerlijke werkelijkheid van Jezus. Dan vraagt Hij hen waar zij over spreken met elkaar en waarom zij zo verdrietig kijken. Kléopas is verbaasd en vraagt Hem of Hij alleen een vreemdeling in Jeruzalem is en niet weet van de dingen die er gebeurd zijn. Jezus houd Zich alsof Hij niets weet en lokt hen uit om te spreken. Kléopas, stort zijn hart uit voor deze vreemdeling en verteld over hun ervaringen. “Jezus de Nazaréner, Welke een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk. Hij is overgeleverd tot het oordeel des doods, door de overpriesters en de oversten en Hij is gekruisigd. Wij hoopten dat Hij het was Die ons verlossen zou. Maar ach het is al drie dagen geleden dat dit alles gebeurd is. Er zijn vrouwen uit ons midden die ons vertelden dat zij bij het graf geweest waren. Zij vonden Zijn lichaam niet en zij vertelden dat zij engelen gezien hadden die zeggen dat Hij leeft. Anderen van ons zijn naar het graf gegaan en bevestigen dit alles, maar Jezus hebben zij niet gezien. We zijn onthutst.” Ongeloof heeft het hart van deze verdrietige mannen vervult. Zij zijn niet naar het graf gegaan om te zien of Jezus werkelijk weg was. Ze zijn niet samen in het gebed gegaan om hun hart voor de Heere uit te storten. Ze vluchten weg van de werkelijkheid en willen rust. Hoe vaak is dit ook niet de praktijk in ons leven. In plaats van met ons verdriet en vragen tot de Heere te gaan zoeken wij ons heil bij mensen. En ach hoe vaak is het niet gebleken dat wij mensen elkaar niet kunnen troosten. Maar al te snel doen wij elkaar pijn, omdat we niet kunnen weten wat er in de ander omgaat. Wat kunnen we niet op verkeerde gedachten gebracht worden door de goed bedoelde adviezen die mensen ons geven. Wanneer zullen wij het eens leren? De Heere alleen kent ons hart, ons verdriet en pijn en weet wat wij nodig hebben en Hij kan en wil ons troosten in ieder verdriet.

En in deze dwaze, maar begrijpelijke vlucht, zoekt Jezus hen op. ‘En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart om te geloven al hetgeen dat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? Luk. 24:25,26.’ Dan begint Hij hen uit te leggen aan de hand van Mozes en de Profeten hoe het alles voorzegt was. Direct na de zondeval in de Hof van Eden was het God Zelf Die Zijn belofte gaf: ‘En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult Het de verzenen vermorzelen, Gen. 3:15.’ Jezus de Zoon van God zou de kop van satan vermorzelen terwijl Zijn verzenen aan het kruis op Golgotha vermorzeld zouden worden door de spijkers die Zijn voeten doorboorden. Hij is gekomen zoals Jesaja het voorzegt heeft. ‘Daarom zal de Heere Zelf ulieden een teken geven: Zie, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren en Zijn Naam IMMANUËL heten, Jes. 7:14.’ IMMANUËL, God met ons. ‘Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden, Jes. 53:5.’ Hij de Vredevorst moest al deze dingen ondergaan om ons de vrede te brengen. Wat een troost als in het verdriet deze woorden van hoop het hart bereikt. Dan kan het niet anders of het hart gaat branden, branden van liefde, van hoop en verwachting.

Ondertussen zijn ze bij Emmaüs aangekomen. Jezus doet alsof Hij verder wil gaan maar zij dwingen Hem bij hen te blijven. Hoe kan het ook anders? Wie Hij was, dat wisten zij niet, maar dat Hij hun harten had bereikt met Zijn heerlijke woorden dat was een feit. Zij wilden nog langer in het gezelschap van deze onbekende blijven. Wat een rijkdom om iemand bij ons te hebben die ons de woorden Gods spreekt. Mensen woorden schieten zo vaak tekort maar Gods Woord treft het hart en dat is wat wij nodig hebben. Lieve vrienden beseften we meer de rijkdom die wij bezitten in het Woord van God, dat is het middel waardoor God tot onze harten spreekt. Te leven in gemeenschap met Hem, ons hart voor Hem open te leggen en alle zorg en nood Hem te vertellen. Te leven in afhankelijkheid en te zoeken naar Zijn wil in het Woord van God. Hij wil door de werking van Zijn Geest ons onderwijzen en leren de weg die wij gaan moeten.

Zij zitten samen aan tafel, een moment om nooit te vergeten. Jezus neemt het brood in Zijn doorboorde handen, Hij zegent het met Goddelijke macht en autoriteit en geeft hen te eten. Dan vallen de schellen van hun ogen en zien zij niemand dan Jezus alleen. Daar zit Hij, het Middelpunt van hun verlangen, Hij die dood geweest is en nu leeft. Ze hebben met Hem gewandeld en Hem niet herkent. Nu zien ze de wonden in zijn handen, de liefde in zijn ogen en de heerlijke klanken van Zijn stem. Dan op dat moment verdwijnt Hij uit hun gezicht. Net zo wonderlijk als Zijn komst, zo is ook zijn weggaan. Dan zeggen zij tegen elkaar: ‘Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op de weg en als Hij ons de Schriften opende? Luk. 24:32.’ Ze hoeven elkaar niets meer te zeggen, hun harten zijn vol met verwondering en de liefde van God. Alle verdriet, pijn, angst, zorg en wanhoop is in één keer verwisseld voor een vrede die met geen pen te beschrijven is.

Kennen wij deze vrede in onze Heere Jezus? Misschien kent u Zijn Naam en hebt u gehoord dat Hij gekomen is om zondaren zalig te maken. Maar hebt u ook in Zijn wonden gezien dat Hij uw zonden heeft weggewassen met Zijn dierbare bloed? Lieve vrienden, er is een tijd in mijn leven geweest dat ik uitriep, geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven maar een eeuwig zielsverderf. Ik wist dat ik gezondigd had tegen God en dat ik daarom de dood en de hel verdiend had. Ik wist en geloofde in Gods trouw, ik vertrouwde Hem de zaken van mijn leven toe en wist dat Zijn Zoon gekomen was om zondaren zalig te maken. Maar ach, hoe ongelukkig was ik onder dit alles. Jezus was niet mijn Jezus. In Zijn wonden zag ik niet mijn genezing, zoals Jesaja dat zegt. Lieve vrienden als dit ook uw toestand is, dan wil ik u bemoedigen. Uw vertrouwen op God is groot, uw besef van Gods heiligheid is goed maar zie toch in dat al uw reformeren en uw bidden, nog zoveel op uzelf gericht is. Wat God van u vraagt is een eenvoudig kinderlijk geloofsvertrouwen, dat al uw zonden zijn vergeven door het dierbare bloed van het Lam dat op Golgotha voor u geslacht is. Sluit uw ogen en zie het kruis, zie hoe Jezus daar hangt, die vloek die op Hem was, is de vloek die ons tot in eeuwigheid moest vervloeken. Deze Jezus is Het Die sprak: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeit en belast zijt, en ik Zal u rust geven, Matth. 11:28.’ Stop met het zoeken aan de verkeerde kant, van uzelf is geen verwachting. Al uw zwoegen en uw zweten maakt u alleen maar moe, moedeloos en zal u in de wanhoop doen eindigen. Jezus geeft u rust. Hij Zelf heeft het gezegd. ‘O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja, komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk. Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen dat geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen dat niet verzadigen kan? Hoort aandachtiglijk naar Mij en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen. Neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond maken en u geven de gewisse weldadigheden Davids, Jes. 55:1-3.’ Weet dat het God is Die u dorstig gemaakt heeft, laat satan u niet misleiden, niets op deze wereld, kan deze dorst wegnemen. Het is de Geest van God die u overtuigt van zonde en oordeel, met dat éne doel, opdat u uw toevlucht zou nemen bij Jezus. Satan zal u wanhopig maken, u valt uzelf zo tegen, u wilt niet zondigen tegen Gods goedheid maar ach hoe u ook worstelt, u lijkt steeds dieper te vallen. Is het dan niet bijzonder troostvol wat we lezen in Jesaja. ‘Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol, Jes. 1:18.’ Het bloed van Jezus Christus Gods Zoon wast en reinigt ons van alle zonden. ‘Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den Heere, 1 Kor. 1:31.’ In ons is niets waarop we kunnen roemen. Jezus is onze roem. God de Vader heeft ons opgezocht in Zijn liefde en ons getrokken uit de duisternis tot Zijn wonderbaar Licht. Hij verkoos ons, wij vonden het leven in het bloed van de Heere Jezus, onze Verlosser, Zaligmaker en Heere van ons leven. Nu mogen we leven tot eer en glorie van Zijn grote Naam. Niet door eigen inzicht niet door de werkingen van ons vlees maar door de leidingen van de Heilige Geest die in ons woont.

Lieve vrienden, is deze Jezus nog dood voor u? Dan is er op de aarde naast de duivel geen ellendiger schepsel dan u. Maar kom, er is hoop, Jezus leeft en allen die tot Hem komen zal Hij niet uitwerpen. Hij is een verzoening voor onze zonden, opdat wij tot in eeuwigheid zouden leven. ‘Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem, Joh. 3:36.’ Kom, tot de levende God, keer u af van uw zonden, belijd ze allen voor Gods aangezicht en neem uw toevlucht tot de opgestane Jezus, Hij die dood geweest is en nu leeft. Alleen dat wat Hij gedaan heeft op het kruis van Golgotha kan u redden. Zijn offer maakt u vrij. Bekeert u en dan en gelooft het Evangelie, dan zult u eeuwig leven.

Vader, Gij hebt U volkomen

in de Zoon geopenbaard.

Hij die tot ons wilde komen,

heeft uw Vadernaam verklaard.

Toen wij zondeslaven waren,

steeds in angst voor ‘t zondeloon,

gaf U – want U wilde ons sparen –

ons uw veelgeliefde Zoon.

Die genade wekt ‘t verlangen

om in ‘t heiligdom te gaan,

waar wij nu met lofgezangen

als verlosten voor U staan.

Vader, van uw liefde zingen

wij met diepe dankbaarheid.

U bewerkte grote dingen,

U zij lof in eeuwigheid.