Volg ons op YouTube

Gedenkt aan Noch en de vrouw van Lot

‘En gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des mensen. Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk, zij werden ten huwelijk gegeven, tot den dag, op welken Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam, en verdierf ze allen. Desgelijks ook, gelijk het geschiedde in de dagen van Lot; zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden; Maar op den dag, op welken Lot van Sodom uitging, regende het vuur en sulfer van den hemel, en verdierf ze allen. Even alzo zal het zijn in den dag, op welken de Zoon des mensen geopenbaard zal worden. In dienzelven dag, wie op het dak zal zijn, en zijn huisraad in huis, die kome niet af, om hetzelve weg te nemen; en wie op den akker zijn zal, die kere desgelijks niet naar hetgeen, dat achter is. Gedenkt aan de vrouw van Lot, Luk. 17:26-32.’

De Heere Jezus, de Zoon van God, gekomen om te zoeken en zalig te maken, waarschuwt ons op een bijzonder indringende manier. Als wij de Bijbel één keer van voren naar achteren gelezen hebben dan weten we van de aangrijpende gebeurtenissen uit het verleden. Hoe goed heeft God de Heere alles geschapen en hoe verschrikkelijk heeft de mens het alles verwoest door zelf God te willen zijn en de duivel meer te gehoorzamen dan haar Schepper. Na de opstand in het begin van de wereldgeschiedenis, is er verdriet, honger, pijn, ziekte en dood gekomen. Na tweeduizend jaar wereldgeschiedenis was de wereld zover van God afgekeerd, dat God tot het besluit kwam om een einde te maken aan de goddeloosheid. Te midden van al deze goddeloosheid was er toch nog een rechtvaardige man, Noach, hij werd door God uitgekozen om met zijn gezin het oordeel te overleven en opnieuw te beginnen. Hij kreeg de opdracht om een ark te bouwen waarin hij met zijn vrouw, drie zonen en hun vrouwen met de dieren, behouden zouden worden terwijl al het andere om hen heen zou verdrinken. Waarschijnlijk heeft Noach honderd en twintig jaar gedaan over de bouw van de ark (Gen. 6:3), waarbij als het ware ieder hamerslag een getuige was van het naderende oordeel. Wat moeten de mensen vreemd opgekeken hebben bij het zien van dat wat Noach deed. Hij bouwde een enorm schip op het droge en zal ongetwijfeld verteld hebben van het naderende oordeel, hoe het ook zij, zijn hele leven getuigde van het feit dat hij geloofde in God en daarmee was hij een prediker der gerechtigheid (2 Petr. 2:5).

Ik stel mijzelf zo voor dat mensen gespot zullen hebben, bij het zien van deze ijverige, Godvrezende man, die in alle ernst bezig was met iets dat belachelijk leek. De gesprekken in de gezinnen zullen vaak gegaan zijn over Noach en zijn ark. Misschien werden er wel grappen over gemaakt. Tegelijk zullen er ook momenten zijn geweest waarop mensen getwijfeld hebben. Als daar een jonge of meisje niet in slaap kon komen en dacht aan Noach, terwijl het buiten onweerde en de regen neerkletterde; “Wat als Noach nu toch eens niet zo gek zou zijn en er straks echt iets ging gebeuren?” En toch, ondanks het gespot, de gesprekken, de twijfel en misschien de angst ging het leven door alsof er nooit een einde komen zou. Er werd gegeten, gedronken en getrouwd totdat daar ineens op het alleronverwachts het oordeel van God kwam om alle ongehoorzamen te verderven. Maar Noach en de zijnen waren veilig in de ark, voor hen kwam het oordeel niet onverwachts, zij zagen eindelijk in vervulling gaan dat wat God had beloofd.

Ik geloof dat Noach zichzelf een vreemde heeft gevoeld te midden van alle goddeloosheid. Welke gevoelens zullen door hem zijn heen gegaan als hij dacht aan het naderende oordeel en de verharding van de mensen om hem heen? Hoe verder zijn ark vorderde hoe dichter het einde voor zijn naasten naderde. Spanning, verdriet, machteloosheid en verlangend uitzien, heeft ongetwijfeld het hart van Noach vervuld. Wat is het moeilijk om te leven in een maatschappij die van God en Zijn gebod niet wil weten, hoe kan de ziel van de gelovige gekweld worden bij het zien van alle zonden, die ook zo gemakkelijk ingang vinden in het eigen leven.

In gedachten zien we Lot, de neef van Abraham. Hij had gekozen voor de zekerheden van dit leven, de vruchtbare streek en het wonen nabij Sodom leek hem de beste keus. Langzaam maar zeker werd Lot dieper Sodom ingetrokken totdat hij zelfs een vooraanstaande positie innam in de stad.

Het leven van alle dag nam hem in beslag en zijn ziel werd vermoeid en gekweld door de wetteloosheid die hij om zich heen zag. We lezen in 2 Petrus 2:7 dat de rechtvaardige Lot, vermoeid was van de ontuchtige wandel van de gruwelijke mensen. Op een dag krijgt Lot bezoek van twee engelen die hem vertellen dat hij de goddeloosheid moet ontvluchten. Ze dringen hem aan om samen met zijn vrouw en twee dochters te gaan opdat zij niet in de ongerechtigheid van de stad zouden omkomen. De maat van Sodom en Gomórra was vol gezondigd. Er waren in heel Sodom en Gomórra geen tien zielen die de HEERE vreesden. Wat een genade werd hier bewezen aan Lot en zijn familie. Zijn schoonzonen namen het niet serieus en waren van mening dat Lot de boel bedroog toen hij hen aanspoorde om het oordeel van God te ontvluchten. Daar gaan ze, haastig laten zij alles achter om te gaan naar een plaats waar zij veilig zouden zijn onder Gods bescherming. Wat een keuze werd hier gemaakt, de dochters van Lot moesten hun aanstaande mannen achterlaten en hun ouders volgen om samen te leven terwijl alles om hen heen stierf. Vrienden, huizen, akkers en goederen bleven achter om een prooi te worden van het verderf. Dan, als zij voortgaan om te vluchten naar de plaats die de HEERE hen gewezen had, worden achter hen Sodom en Gomórra omgekeerd. Lots rechtvaardige ziel heeft gehoorzaamd aan de HEERE, hij ontkwam het oordeel door alles achter te laten om opnieuw te beginnen. Zijn vrouw was meegegaan maar haar hart was nog verbonden aan Sodom, zij keek om, tegen Gods gebod in, en veranderde in een zoutpilaar.

Het leven van alle dag is in de tijd van Noach en in de tijd van Lot doorgegaan totdat het ogenblik van Gods toorn daar was. Zo zal het ook zijn in de dag als de Zoon des mensen geopenbaard zal worden. De eerste twee duizend jaar geschiedenis is geëindigd met de zondvloed, tweeduizend jaar later stierf de Heere Jezus om de zaligheid te verwerven voor verloren zondaren. En nu we weer tweeduizend jaar verder zijn, zien we terug op zesduizend jaar wereldgeschiedenis die straks zal overgaan in de duizend jaar die de Heere beloofd heeft en waar velen reikhalzend naar uitzien. De tijd van het herstel ligt voor ons, iedere week is als het ware een schaduw die ons wijst op de zes dagen wereldgeschiedenis die zal overgaan in de sabbatsrust die God beloofd heeft en waarvan de zevende dag al vanaf de schepping getuigt. En dan komt door de mond van de Heere Jezus, vandaag de boodschap: “Gedenkt aan de vrouw van Lot.” Ja gedenkt aan Noach en de vrouw van Lot. Noach is gered, Hij was bereid om alles achter te laten en het leven te vinden in Gods genade. Lot is gegaan en ontkomen, zijn vrouw leek uit te gaan maar was verbonden met een band aan de wereld die sterker was dan haar gemeenschap met God. Lieve vrienden, de Koning komt! Hoe is onze gemeenschapsrelatie met God de Vader? Zien wij verlangend uit naar de dag dat Jezus komt? Hij komt, zal alles herstellen, de satan binden en alle knie zal zich voor Hem buigen. Zullen wij het oordeel ontkomen of is ons hart met de vrouw van lot, verbonden aan het hier en nu en zullen wij terwijl wij eten, drinken en trouwen, straks omkomen in het oordeel?

Wat zullen wij nog meemaken voordat het zover is? We hebben in ons veilige Nederland lang gesproken en gespeculeerd over de heilige oorlog die is opgezet door de nakomelingen van Ismaël. Een diepe haat tegen het zaad van Izak en Jakob en allen die door het geloof deelgenoot zijn geworden van Gods beloften, heeft zich in de geschiedenis geopenbaard. Stromen vluchtelingen zijn op gang gekomen om onveilige gebieden te ontvluchten en daarmee is het zaad van Ismaël ook onder ons overvloedig aanwezig en zal zich vandaag of morgen ook hier, keren tegen de God van Abraham, Izak en Jakob en allen die Hem dienen. Als ‘IS’ vandaag aanslagen pleegt op onze straten, zijn wij dan voorbereid op een ontmoeting met de levende God? Vrienden, ik roep u op om iedereen, vriend en vijand de boodschap van redding en genade te verkondigen met een hart dat brandt van de liefde van de Heere Jezus. Geen angst, geen haat maar waakzaamheid, liefde, bewogenheid en ernst om anderen als het ware bij de hand te grijpen en mee te nemen op onze vlucht uit dit Babylon dat straks verloren zal gaan. ‘En ik hoorde een andere stem uit den hemel, zeggende: Gaat uit van haar (Babylon), Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt, Openb. 18:4.’ Er is hoop, want Jezus leeft! Onder de hemel is geen andere Naam gegeven waardoor wij mensen moeten zalig worden, daarom roepen wij u toe; “Zie het lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt”. Nog een kleine tijd en Hij, Die Zijn leven gaf, zal komen, Hij zal regeren en oordelen de levenden en de doden. Kom Heere Jezus, ja Kom spoedig. Amen.

Psalm 63:1,5 en 7

O God, Gij zijt mijn toeverlaat;

Mijn God, U zoek ik met verlangen,

Zo ras wij ‘t morgenlicht ontvangen,

Bij ‘t krieken van den dageraad.

O HEER, mijn ziel en lichaam hijgen,

En dorsten naar U in een land,

Dat, dor en mat, van droogte brandt,

Waar niemand lafenis kan krijgen.

Mijn ziel kleeft U standvastig aan;

Gij ondersteunt mijn zwakke schreden;

Uw rechterhand, vol mogendheden,

Doet mij getroost en veilig gaan.

Maar dezen, die mijn ziel begeren,

Opdat ik tot verwoesting raak’,

Staan bloot voor Uw geduchte wraak;

Zij zullen haast ten afgrond keren.

Want, hoe het ga, de logenmond

Zal nimmer straff’loos zegepralen;

God stelt der boosheid perk en palen,

De leugensprekers gaan te grond’.


Wilco Vos Veenendaal 17-11-2015