Volg ons op YouTube

Het onze Vader deel 6 (Geef ons heden ons dagelijks brood)

‘Geef ons heden ons dagelijks brood, Matth. 6:11.’

“Heere, leer ons bidden”, zo klonk het jaren geleden uit de mond van de discipelen. Wie op aarde zou hen en ons beter kunnen leren bidden dan Hij Die Zijn leven gaf voor onze zonden? Hij heeft ons geleerd om in onze gebeden de Naam van onze Vader te verheerlijken, biddend uit te zien naar de komst van Gods Koninkrijk, terwijl wij in afhankelijkheid onze wil onderwerpen aan die van Vader. Eigenlijk bestaat het gebed uit verschillende gebeden. In de eerste plaats hebben wij ons gericht op de eer van God. Wij Hebben Hem, samen met heel de gemeente Gods aangeroepen als onze Vader en terwijl wij hier leven in een boze wereld die vijandig is tegenover God en Zijn gehoorzame kinderen, roepen wij; “Uw Koninkrijk kome”. Wat zal dat zijn als heel de wereld zal buigen voor onze God en moet erkennen dat er geen God is dan Hij. Ja wij buigen ons nu, omdat wij weten dat Zijn wil zoveel beter is dan onze eigen wil die vaak gericht is op onszelf en het hier en nu. Juist in deze weg van onderwerping, ziende op Zijn trouwe Vaderzorg zeggen wij met David: ‘Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil, Ps. 23:3.’ De wereld geeft ons geen echte blijvende vreugde, hoe vaak is het niet gebleken dat alle heerlijkheid die wij dachten te zien, niets anders bleek dan een dun laagje, waaronder niets dan narigheid verborgen was? Nee, in God Zelf vinden wij onze verkwikking, omdat Hij Zelf ons in Zijn liefde zocht en kocht met het dierbaar bloed van het Lam. In het komen tot Jezus en het gelovig aannemen vonden wij rust om vanaf nu alleen nog maar voor Hem te leven. Is er dan iets in ons waarin wij kunnen roemen? Nee, alle roem is aan Hem. Kom, vrienden, kunnen wij allen zeggen dat Jezus alleen onze redding, vreugde en verkwikking is? God schenkt het eeuwig leven aan allen die tot Hem komen en zich gelovig overgeven in Zijn Goddelijke hand. ‘En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten, Joh. 6:35.’

Nu geen honger en geen dorst meer naar aardse zaken, Jezus is ons leven, Hij vervult al onze behoeften. Juist in het zien op Hem, ervaren wij hoe waar deze woorden zijn. Vanuit deze rust en wetenschap dat Hij ons leven is voor nu en tot in de eeuwigheid, keren wij ons tot de aardse zaken die wij allen nodig hebben. De Heere Jezus heeft ons leren bidden om ons dagelijks brood. Onder brood mogen wij alles verstaan wat tot het onderhoud van ons leven nodig is. Wat is brood, zonder een veilige plaats, een dak boven ons hoofd en een doodziek lichaam? God weet dat wij al deze dingen nodig hebben. Als we als boer bidden om ons dagelijks brood dan gaat de zorg uit naar onze gezondheid, het gezin, de boerderij, het vee, de landerijen, de oogst en de knechten, Zijn zegen over al deze zaken is broodnodig. Als werknemer in een fabriek denken wij bij ons dagelijks brood ook aan onze gezondheid, aan de fabriek, de directie, de collega’s, de machines, de omzet en de winst, want zonder Gods zegen over deze zaken zal er geen brood zijn. Of we nu bankdirecteur zijn of evangelist, wij hebben brood nodig en als God daarin niet voorziet zullen wij sterven. Wat is het een troost om in het gebed te staan op Gods beloften. Ja zonder dit staan op Zijn beloften is een gebed geen gebed. Er is geloof voor nodig. ‘Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken, Hebr. 11:6.’ Zo is zalig worden, niets anders dan gelovig staan op Zijn beloften (Joh. 1:12) en zalig leven is volharden in geloof (Hebr. 3:13), door gehoorzaam te volgen en te vertrouwen dat God Zijn Woord waar maakt.

In de Psalmen lezen wij; ‘Ziet, des HEEREN oog is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen. Om hun ziel van den dood te redden, en om hen bij het leven te houden in den honger, Ps. 33:18,19.’,‘Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood, Ps. 37:25.’ Dan mogen wij pleitend op Zijn Woord zeggen: “Heere, Uw Woord zegt ons dat U hen onderhoudt die U vrezen, het is ons verlangen om meer en meer te wandelen in het spoor der gerechtigheid en Uw Woord zegt dat de rechtvaardige niet van U verlaten wordt. Heere wij zoeken niet onszelf maar U. Uw Woord zegt; ‘De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die den HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed, Ps. 34:10.’ Ja Vader U weet dat wij al deze dingen nodig hebben (Matth. 6:32), dank U dat U zo voorziet in Uw trouwe zorg.”

Dagelijks klinkt zo het gebed; ‘Vader, geef ons heden ons dagelijks brood’. Ook hier zien we weer een gemeenschappelijk gebed waarin wij niet alleen voor de noden van onszelf maar ook voor die van onze naasten bidden. In Mattheus 6 lezen wij ‘heden’ en in Lukas 11 lezen wij: ‘Geef ons elken dag ons dagelijks brood, Luk. 11:3.’ Eigenlijk leggen wij zo de dag van vandaag en die van morgen in Gods hand. Wij weten ons van Hem afhankelijk en bidden om het noodzakelijke brood, waaronder wij dan ook, het water, de wijn, de olie, het fruit en de groenten, ja alles dat tot onderhoudt van ons lichaam nodig is verstaan.

We vragen niet om rijkdom maar om het noodzakelijke. ‘Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels, Spr. 30:8.’ Paulus leert ons om tevreden te zijn met voedsel en kleding, wat is het heerlijk om tevreden te zijn en God in alles te danken. Tegelijk weet ik ook hoe moeilijk het kan zijn om in momenten van gebrek, de wereld om mij heen te zien die zich om God of gebod niet geeft en rijdt in dure auto’s, woont in comfortabele huizen en koopt wat zij willen. Dan kan het bruisen, “Heere hoort U ons gebed dan niet, U weet en ziet toch hoe wij leven, wat wij doen en hoe wij in alles op U willen vertrouwen?” Wat is het dan steeds opnieuw weer beschamend om er achter te komen hoe klein van vertrouwen wij zijn als alles lijkt te mislukken. God is getrouw en Hij voorziet steeds opnieuw. Juist door deze wegen wordt het leven met de Heere intenser, het vertrouwen groter en het gebed veel levendiger. “Onze Vader Die in de hemelen zijt, geef ons heden ons dagelijks brood.” Ja vergenoegd te zijn is een rijke zegen. ‘Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn. Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking, en in den strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang. Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken, 1 Tim. 6:8-10.’

Lieve vrienden, broeders en zusters; ‘Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden, Matth. 6:33.’ Vanuit de zalige rust, geborgen te zijn in Zijn offer, mogen wij dagelijks vertrouwen op Zijn trouwe Vader zorg. ‘Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad, Matth. 6:34.’ We leven vandaag en vandaag krijgen wij krachten, die we niet moeten verbruiken in de zorgen voor morgen. ‘Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus, Filip. 4:6,7.’ Amen.

O God, die ons zo teder mint

als onze trouwe Vader,

meer dan een moeder voor haar kind,

zorgt Gij voor ons te gader.

Niets, trouwe Heer,

ontbreekt ons meer,

nu wij U Vader noemen,

en in uw liefde roemen.

Wat hebt Gij niet voor ons gedaan

tot ons geluk en leven.

Gij hebt voor ons – met schuld belaan –

uw eigen Zoon gegeven.

Gij, die bereid

voor zondaars zijt,

wat zou U nog verhind’ren

te zorgen voor uw kind’ren.

Gij hebt ons lief, Gij mint ons teer,

o, voorwerp onzer zangen.

Wat kan het harte, trouwe Heer,

nog buiten U verlangen?

Gij hoort het kind,

door U bemind,

met kinderlijk geloven

U als de Vader loven.


Wilco Vos Veenendaal 06-08-2015