Volg ons op YouTube

Het onze Vader deel 9 (Amen)

‘Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen Matth. 6:13b’

Heel het gebed dat de Heere Jezus Zijn volgelingen heeft geleerd is niets anders dan een eer aan God de Vader die opklimt uit het hart van de gelovige, die weet niets te kunnen doen zonder de wil van Zijn hemelse Vader. Nadat wij in het geloof onze Vader hebben gebeden om ons niet in een verzoeking te leiden die voor ons te zwaar zou zijn, ons te verlossen van de boze opdat wij niet zouden zondigen, eindigen wij in een lofzang aan de Eeuwige. “Ja Vader, van U is onze verwachting, want van U is het Koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Wij willen ons nu al gelovig aan U onderwerpen en zien uit naar de komst van Uw Koninkrijk waar onze Heere Jezus Christus zal regeren in gerechtigheid. In een gelovige verwachting zien wij uit naar het moment dat de bazuinen zullen klinken en deze aarde die nu zucht onder de macht van de boze, zal verlost worden van de satan, die gebonden zal worden door de Koning der Koningen en uiteindelijk zal eindigen in de poel des vuurs. ‘En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid, Openb. 11:15.’ Ja ook nu in onze zwakheid roemen wij in Uw kracht en hebben genoeg aan Uw genade, wetend dat juist Uw kracht in onze zwakheid volbracht wordt (2 Kor. 12:19). ‘Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone, 2 Kor. 12:9.” Hoe heerlijk om te midden van alle rumoer in deze wereld, te mogen uitzien naar de komst van Hem Die ons heeft liefgehad en Zichzelf heeft overgegeven tot in de dood, opdat wij het leven zouden vinden in Hem. Straks zal dit zwakke en gebroken lichaam verwisseld worden voor een lichaam dat nooit meer zal zeggen; “Ik ben moe”. Daar is geen ziekte en geen pijn, maar eeuwige glorie aan het Lam. ‘En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken, met grote kracht en heerlijkheid, Mark. 13:26.’ Kom vrienden, is dat ook uw verlangen? De Heere Jezus heeft allen die in Hem geloven en Zijn Woord trouw bewaren, het eeuwige leven beloofd: ‘Voorwaar (amen), voorwaar (amen) zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid, Joh. 8:51.’

Nu we aan het einde van het “Onze Vader” zijn gekomen willen we nog stilstaan bij het woord; “amen”. Het is een bijzonder woord met een diepe, krachtige betekenis en letterlijk overgenomen vanuit het Hebreeuws in het Grieks en later in het Engels en vele andere talen. Het stamt af van het Hebreeuwse woord “aman” dat wij vertalen door geloven, getrouw of gewis.

Abraham wordt de vader van alle gelovigen genoemd, omdat hij in zijn doen en laten bewees volkomen op God te vertrouwen en daarin een voorbeeld is geworden voor alle gelovigen. Van hem lezen we: ‘En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid, Gen. 15:6.’ Het woord, geloofde, is hier de vertaling van het woord “aman”. De schrijver van psalm 93 spreekt over de getrouwheid van Gods getuigenissen, waarbij het woord getrouw de vertaling is van het woord “aman”. ‘Uw getuigenissen zijn zeer getrouw; de heiligheid is Uw huize sierlijk, HEERE! tot lange dagen, Ps. 93:5.’ Zo zien we het woord “aman” in Jesaja 53 vertaald door geloofd: ‘Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard? Jes. 53:1.’ Als wij gelovig kunnen zeggen: “Ja Vader wij hebben geloofd dat Jezus is Uw eniggeboren Zoon in Wie wij door genade het eeuwige leven hebben”, dan heeft het woord amen, voor ons een diepe betekenis.

Het Hebreeuwse woord amen, afkomstig van het Hebreeuwse woord “aman” drukt een volkomen vertrouwen uit. Het is stellig of zeker. In de Bijbel komen we het woord amen op verschillende manieren tegen. Als Mozes het volk Israël de vloek voorhoudt bij het overtreden van Gods geboden, bevestigen zij dit met een amen. ‘Vervloekt zij, die de woorden dezer wet niet zal bevestigen, doende dezelve! En al het volk zal zeggen: Amen, Deut, 27:26.’ Waarbij zij dus te kennen geven dat het Woord door God gesproken, goed is en dat zij zich daarnaar zullen voegen. Met amen zegt het volk eigenlijk; “zo zij het.” ‘Geloofd zij de HEERE, de God Israëls, van eeuwigheid tot eeuwigheid! En al het volk zeide: Amen! en het loofde den HEERE, 1 Kron. 16:36.’ Paulus gebruikt het woord amen als een bekrachtiging van dat wat hij zegt: ‘Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen, Rom. 11:36.’ Ook sluit hij zijn gebed er mee af. ‘En de God des vredes zij met u allen. Amen, Rom. 8:33.’

In Mattheüs lezen we dertig keer dat de Heere Jezus zegt: “Voorwaar, Ik zeg u..” en in Johannes vijf en twintig keer “Voorwaar, voorwaar, zeg ik u..” waarbij voorwaar de vertaling is van het woord amen. De Heere Jezus legt de nadruk op Zijn woorden door deze te beginnen met amen. De woorden die Hij spreekt zijn waarachtig en zeker. Hijzelf maakt zich in het boek Openbaring bekent als de Amen, de trouwe, en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods (Openb. 3:14).

Binnen het Joodse geloof spreekt de hoorder zijn amen, met de klemtoon op de tweede lettergreep, uit als instemming op hetgeen gezegd is. Als iemand gesproken of gebeden heeft en wij geven daarop ons amen, dan geven wij te kennen dat wij het eens zijn met het gesproken woord en verlangen naar de vervulling van hetgeen gebeden is.

Zo heeft de Heere Jezus ons geleerd om het gebed dat wij opzenden tot onze hemelse Vader af te sluiten met een woord van vertrouwen. Het spreekt van een uitzien naar de vervulling van Zijn beloftes en tegelijk maakt het kenbaar dat hetgeen wij gebeden hebben, waarachtig en gewis is. Amen ja amen.

Lieve vrienden, we zijn aan het einde gekomen van onze overdenkingen bij het “Onze Vader”. We begonnen met een vraag of het mogelijk was dit gebed te bidden zonder behouden te zijn. We hebben nu gezien dat heel het gebed spreekt van een roemen in God en tegelijk een kinderlijk afhankelijk roepen tot Vader, pleitend op Zijn beloften, afsluitend met een gelovig amen, het zal waar en zeker zijn, ja mijn gebed is van God gehoord en Hij zal voorzien in dat wat ik nodig heb. Tegelijk zagen wij dat wij het bidden met heel de gemeente Gods, met wie wij ons verenigd weten in de Heere Jezus Christus, terwijl wij uitzien naar Zijn komst. Het is onmogelijk dit te bidden als wij nog nooit gekomen zijn tot een gelovige overgave van onszelf aan Hem Die het gezegd heeft: ‘Amen, amen zeg Ik u: Die in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven, Joh. 6:47.’ Kom, als u nog steeds leeft voor eigen rekening, besef dan dat uw tijd kort is. De Heere Jezus komt spoedig en verschrikkelijk zal het zijn om dan te vallen in de handen van de levende God, voor Wie u niet hebt willen buigen. Johannes de Doper riep jaren geleden de mensen op tot geloof en bekering, dezelfde boodschap die ook klonk uit de mond van de Heere Jezus, komt vandaag tot allen die het Woord horen. ‘De tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; bekeert u, en gelooft het Evangelie, Mark. 1:15.’ Keer terug tot God, belijd uw zonden en ontvang vergeving door het geloof in de Heere Jezus. Alleen in die Weg vindt u een vrijmoedige toegang tot God de Vader. Broeders en zuster, verblijd u in de HEERE, nog een kleine tijd en wij zullen voor altijd bij Hem zijn. ‘Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. Filip. 4:20.’ Ja Amen.

Gebed des Heeren

Vers 1

O allerhoogste Majesteit,

Die in het rijk der heerlijkheid

De heem’len hebt tot Uwen troon,

Wij roepen U, in Uwen Zoon,

Die voor ons heeft genoeg gedaan,

Als onzen Vader need’rig aan.

Vers 2

Geheiligd word’ Uw naam; ai, geef,

Dat elk, waar hij op aarde leev’,

Dien Vadernaam erkennen moog’,

Uw deugden roeme hemelhoog;

Dat elk, als kind, aan U gelijk’,

En in zijn doen Uw beelt’nis blijk’.

Vers 3

Uw koninkrijk koom’ toch, o HEER!

Ai, werp den troon des satans neer;

Regeer ons door Uw Geest en Woord;

Uw lof word’ eens alom gehoord,

En d’ aarde met Uw vrees vervuld,

Totdat G’ Uw rijk volmaken zult.

Vers 4

Uw wil geschied’, Uw wil alleen,

Als in den hemel, hier beneên;

Uw wil is altoos wijs en goed;

‘t Is majesteit, al wat Gij doet;

Dat ieder stil daarin berust’,

En Uw bevelen doe met lust.

Vers 5

Geef heden ons ons daag’lijks brood;

Betoon Uw trouwe zorg in nood;

Gij weet, wat elk op aard’ behoev’;

Dat ons dan geen gebrek bedroev’;

Dat nooit Uw zegen van ons wijk’,

Die maakt alleen ons blij en rijk.

Vers 6

Vergeef ons onze schulden, HEER;

Wij schonden al te snood Uw eer;

De boosheid kleeft ons altijd aan;

Wie onzer zou voor U bestaan,

Had Jezus niet voor ons geleên?

Wij schelden kwijt, die ons misdeên.

Vers 7

Leid ons in geen verzoeking ooit;

Verberg voor ons Uw aanzicht nooit;

Gij weet het, onze kracht is klein;

De driften veel, en ‘t hart onrein,

Wat wordt er van ons in dien staat,

O Vader, zo Gij ons verlaat?

Vers 8

Verlos ons uit des bozen macht;

Bescherm, en sterk ons door Uw kracht:

Wij zijn toch zwak, zijn sterkt’ is groot;

Dus zijn w’ elk ogenblik in nood;

Hier komt nog vlees en wereld bij;

Ai, sterk ons dan, en maak ons vrij.

Vers 9

Want Uw is ‘t Koninkrijk, o HEER,

Uw is de kracht, Uw is al d’ eer.

U, die ons helpen wilt en kunt,

Die, in Uw Zoon, verhoring gunt,

Die door Uw Geest ons troost en leidt,

U zij de lof in eeuwigheid.

Vers 10

Ja, Amen, trouwe Vader, ja;

Wij maken staat op Uw genâ.

Ons hart, o God, die alles ziet,

Veroordeelt ons in ‘t naad’ren niet;

Het zegt, daar G’ op ons bidden let,

Gelovig Amen op ‘t gebed.


Wilco Vos Veenendaal 31-08-2015