Volg ons op YouTube

Het zout der aarde

‘Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buitengeworpen en van de mensen vertreden te worden, Matthéüs 5:13.’

Zonder zout kunnen onze zenuwen geen signalen zenden, kunnen onze spieren niet functioneren en kan ons hart niet kloppen. Onze maag kan zonder zout het voedsel niet verteren en de voedingsstoffen kunnen niet verwerkt worden. Kortom, zout is voor ons van levensbelang.

Zout wordt gebruikt om bederf tegen te gaan, om smaak aan het eten te geven en om te reinigen.

Als de Heere Jezus Zijn zaligsprekingen in de zogenaamde bergrede heeft gehouden, zegt Hij tot Zijn discipelen. ‘Gij zijt het zout der aarde.’ Als we weten dat zout van levensbelang is, dan wordt hier eigenlijk gezegd. Jullie zijn onmisbaar en van levensbelang. Nu gaat het niet zo zeer om de discipelen, als wel om hen als gelovigen. Sinds de zondeval is de schepping verwoest, bedorven, overal heerst de dood. Te midden van dit bederf, is er het zout der aarde, de gelovigen. Zij zijn geroepen, afgezonderd om het bederf tegen te gaan.

Nu moeten we in de eerste plaats stilstaan om te zien of wij persoonlijk ook tot dit zout behoren? De zondeval bracht de dood in de wereld. ‘Daarom, gelijk door één mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood, en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben, Rom. 5:12.’ Het loon op de zonde is de dood. Alle mensen, niemand uitgezonderd, hebben de dood en de hel verdiend. God de Schepper van hemel en aarde, schiep een prachtig wonderlijk geheel en de mens verwoestte Zijn schepping, omdat wij geen mens maar God wilden zijn. Wat een wonder van genade dat God niet alles heeft overgegeven aan de dood en de hel. Hij zond Zijn geliefde Zoon naar deze duistere wereld, om te redden, hen die gebonden zaten in de banden van de dood. Zij ontvangen geen loon maar genade. ‘Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere, Rom. 6:23.’ Wie zijn die zij? Dat zijn allen die geleerd hebben dat zij door hun eigen doen en laten de eeuwige dood en hel verdiend hebben maar het leven hebben gevonden in Jezus Christus, Die voor hen de dood is ingegaan. Zij leefden net als alle andere mensen, in deze wereld, als een vis in het water. Ze waren in hun element. Totdat zij door Goddelijk ingrijpen zagen dat zij samen met het element waarin zij leefden, zouden vergaan, als er geen Goddelijk wonder zou gebeuren. Of ze nu wilden of niet, zij konden niet anders meer dan geloven dat er een God in de hemel is die rekenschap vraagt aan Zijn schepsel. En wie op de wereld kan rekenschap afleggen tegenover zo’n heilig en rechtvaardig God? Voor Zijn almachtig oog is niets verborgen, iedere gedachte, iedere opmerking of daad is bij Hem bekend. Zijn rechtvaardigheid eist volmaakte rechtvaardigheid. Wat een blijdschap als dan de Goddelijke liefde een weg opent waar geen weg meer is. Jezus, de weg de waarheid en het leven is Borg geworden opdat dode zondaren weer zouden leven. Hij is tot zonde gemaakt opdat zondaren met God verzoend zouden worden. Jezus is het leven geworden voor allen die bij zichzelf de dood vonden. Nu mogen zij leven in de wetenschap en het geloof, dat Jezus hun leven is. Hij heeft voor hen de volle prijs betaald, is gestorven en begraven en is opgevaren naar de hemel. Daar zit Hij aan Vaders rechterhand om voor hen te bidden. O welk een troost in onze Jezus.

Is dat ook uw troost? Is Jezus uw leven geworden? Dan kunt u van harte zeggen, ik was dood maar nu leef ik, ik was blind maar nu kan ik zien. Ik was in mijn element in de wereld maar nu ben ik een vreemdeling in de wereld. Dan komt de boodschap van de Heere Jezus tot u, u bent het zout der aarde.

Om het zout der aarde te zijn, hoef je je niet in te spannen, je kunt dit niet verdienen maar je bent dit of je bent het niet. Je bent de smaakmaker in de wereld, je bent diegene die het bederf tegengaat maar tegelijk ben je ook diegene die pijn veroorzaakt daar waar wonden zijn. Als het goed is, is het leven van een christen een leven dat iets uitlokt. ‘Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen die zalig worden, en in degenen die verloren gaan; Dezen wel een reuk des doods ten dode, maar genen een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam? 2 Kor. 2:15,16.’ Ook hier zien wij dat het zout zijn een feit is, want wie is tot deze dingen bekwaam? Wie kan dit van zichzelf? Als wij wederomgeboren zijn, dan leven wij in Christus, door Christus en voor Christus.

Daar waar een kind van God is, is het zout. Daar is ook de functie van het zout. De ene keer zal het smaak maken, de andere keer zal het reinigen en weer een andere keer zal het pijn veroorzaken. Het zout is geroepen om het bederf tegen te gaan. Duizenden, miljarden mensen, leven nog als een vis in het water, in deze wereld. Zij moeten nog gered worden. De gelovigen weten uit ervaring wat dit is en ook wat het is om door genade een kind van God te zijn geworden. Zij mogen nu geleid door de Heilige Geest getuigen van de liefde die er is in God de Vader en in Zijn Zoon de Heere Jezus Christus. Hun hart dat eens vervult was met de zaken van deze wereld, mag nu vol van Gods liefde alle mensen verkondigen hoe genadig, barmhartig en vol van liefde hun God is. God die alle zonden moet veroordelen maar tegelijk voor allen die komen tot Jezus hun zonden vergeeft. Er zijn maar twee wegen, of eeuwig dood of eeuwig leven. Kom tot de Vader, kom tot de Zoon en ontvang het leven, zal de roep zijn van allen die het zout in zichzelf ontvangen hebben.

De Heere Jezus voegt er aan toe ‘indien nu het zout smakeloos wordt’ Het zout dat wij kennen is zout en blijft zout. Daar waar de Heere Jezus leefde kende men zout dat wel haar smaak verliezen kon. Dit zout kon men niet meer gebruiken om het bederf tegen te gaan, maar ook niet om te reinigen of smaak te maken. Dit zout was waardeloos geworden, het deugde nergens meer toe, het werd naar buiten geworpen, zo door het open raam en de mensen die langs liepen, vertraden het met hun voeten. ‘indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buitengeworpen en van de mensen vertreden te worden.’ Wat een beeld! Wal zou de Heere Jezus daar nu mee bedoeld hebben?

We weten dat er geen afval van heiligen is, iemand die schuilt achter het bloed van de Heere Jezus, het leven geheel van Hem verwacht en gericht is op een eeuwige leven met Hem, kan de zaligheid nooit meer verliezen. Toch maakt dit beeld duidelijk dat er ook schijnheiligen zijn. Dit zijn mensen die de functie van het zout voor een tijd vervullen. Sommigen van hen hebben enorm veel Bijbelkennis, waarmee zij anderen kunnen onderwijzen en zelfs de kinderen van God tot troost kunnen zijn. Anderen hebben pastorale gaven waarmee ze anderen tot een steun en toeverlaat kunnen zijn. Weer anderen hebben mensen tot Christus geleid. En toch, op een gegeven moment verliezen zij de kracht, de één door tegenslagen in het leven, de volgende door verleidingen van de wereld of door verdrukkingen van de vijand. Zij zijn zoutloos geworden, de smaak is er van af en wie zal hen ooit nog zouten? Ze deugen nergens meer toe, dan om buitengeworpen te worden in de poel die brand van vuur en sulfer (Openb. 19:20). Wat een verschrikkelijk beeld.

Lieve vrienden leven wij echt van genade of leven wij door eigen werken? Het kan zo dicht bij elkaar komen. Denk aan Lot die samen met zijn vrouw en dochters in Sódom woonde. De Heere God zou Sódom en Gomórra om hun verschrikkelijke zonden verwoesten. Lot werd samen met zijn vrouw en twee dochters door engelen bij de hand gegrepen en de stad uit geleid. Ze krijgen de opdracht om te gaan naar het gebergte en niet stil te staan of achterom te kijken. Wat een wonderlijke redding. Daar gaan ze voort, op weg naar Zoar en ondertussen regent het zwavel en vuur van de hemel, en worden de steden omgekeerd. Lot Zijn vrouw en zijn twee dochters werden samen gered, en toch, de vrouw van Lot staat stil en kijkt achterom. Waarom? Kon ze toch niet los komen van haar aardse goederen? Zat ze toch te vast aan haar vermaak in de stad? Wie zal het zeggen? Wel weten we dat ze de Heere niet oprecht lief had. Ze gehoorzaamde Hem niet met haar gehele hart en zie ze werd een zoutpilaar.

‘Gedenkt aan de vrouw van Lot, Luk. 17:32.’ Wat een waarschuwing, wat een aangrijpende geschiedenis. Wat een liefde van God dat wij ook deze waarschuwing krijgen. God is er niet op uit om ons te verderven maar om ons te behouden. ‘Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden, Joh. 3:17.’ Als deze Zoon, Jezus Christus ons dierbaar is, als Hij het middelpunt van ons leven is en we mogen Hem volgen dwars door alle tegenslagen, verdrukking en pijn heen. Dan mogen we weten dat we straks voor eeuwig bij Hem zullen zijn. Hij is hier ons leven geworden en in Hem hebben wij het leven ontvangen.

Lieve vrienden, leven van genade is een afhankelijk leven, dicht bij onze Levensbron. Van Hem is al onze verwachting en op Hem is ons oog geslagen. Weet dat de duivel een hekel heeft aan zout. Het irriteert zijn oog. Het is voor hem als zout in een wond. Want juist doordat wij weten wat genade is zijn wij zo heel anders als de wereld. Doordat de Heilige Geest in ons woont, weten wij verschil te maken tussen de stem van de duivel en die van God. De duivel probeert God in alles na te apen en ons te verleiden. Maar als wij ons laten leiden door de Heilige Geest in een biddend leven, zullen we bewaard blijven voor de strikken van de duivel. Zoals het volk Israël door de woestijn trok met de wolkkolom als gids, zo geleid de Heilige Geest ons door deze aardse woestijn. Wat een oases van rust en vrede mogen wij ervaren in Gods nabijheid. Door stil te zijn en Zijn Woord te lezen ontdekken wij steeds meer en meer wie God is en wat Hij van ons verlangt. Laat de wereld maar te keer gaan, laat de duivel maar woeden, in onze God zijn wij meer dan overwinnaars. Straks zal alle knie zich buigen voor Hem die hemel en aarde heeft geschapen en in Wie wij ons leven hebben gevonden.

‘Gij zijt het zout der aarde.’ Wat een bemoediging, wat een diepe inhoud in deze eenvoudige woorden. Kom, maak God met ons groot. Laat een ieder weten dat God niet veranderd is. Er is hoop, er is genade voor de grootste zondaren. Niemand heeft te veel of te lang gezondigd. God is barmhartig en genadig voor allen die tot Hem de toevlucht nemen. Nu is het nog de tijd om zalig te worden. Wat een roeping hebben wij als gelovigen ontvangen. Laat heel de wereld weten dat Jezus leeft! Zie op Hem aan het kruis van Golgotha, daar verwierf Hij de zaligheid. Zie op het lege graf, daar heeft Hij de dood overwonnen. Zie op naar de hemel en weet dat Hij daar zit en voor ons bidt. Nog even en we zullen Hem zien komen, dan zal Hij ons verlossen van dit aardse en zullen we voor altijd met Hem zijn. Wat een zaligheid, wat een toekomst. Kom Heere Jezus, wij verwachten U.

U ook? Amen.

Pakken donk’re wolken samen,

buigen wij bezorgd het hoofd,

in U, Heer, is ja en amen

alles wat God heeft beloofd.

Wordt uw woord ook aangetast,

nochtans klinkt uw stem: houdt vast!

Wil ons toch genade geven

dat te doen zolang wij leven.

Gaat het zout zijn smaak verliezen,

wordt uw wil niet meer gezocht;

zijn er die de wereld kiezen

van hen die U hebt gekocht,

steunt de mens op zijn verstand,

nochtans klinkt uw stem: houdt stand!

Doe ons, Heer, uw woord vertrouwen,

niet op onze wijsheid bouwen.

Wordt de waarheid losgelaten,

wordt het woord van mensen norm,

dreigt de macht van die U haten

los te breken als een storm,

ziet men ongeloof alom,

nochtans klinkt uw stem: Ik kom!

Geef uw kleine kudde krachten

U volhardend te verwachten.