Volg ons op YouTube

Komt want alle dingen zijn nu gereed

In Lukas 14 zien we de Heere Jezus op de sabbat aan tafel van een van de farizeeërs. Met een kritische houding observeren zij Hem, in de hoop Hem te kunnen vangen. Hij geneest, terwijl het sabbat is een waterzuchtig mens (dat is iemand die lijd aan een vochtophoping in het lichaam) en stopt de mond van de farizeeërs, want Hij spreekt als machthebbende. Hij wijst door middel van een gelijkenis de zere plek aan in het leven van hen en ons. Het is niet goed om jezelf voorop te plaatsen. Kies als je ergens genodigd wordt de minste plaat. ‘Want een iegelijk die zichzelf verhoogt, zal vernedert worden; en die zichzelven vernedert, zal verhoogt worden, Luk. 14:11.’ Hij gaat verder door te wijzen op ons arglistige hart. Als wij een maaltijd houden, doe dat dan niet met een houding om gezien te worden en iets terug te verwachten. Nodig niet uw vrienden en de rijken in de hoop ook zelf eens genodigd te worden, nodig de armen, de verminkten, kreupelen en blinden, zij die u niets kunnen teruggeven en God Zelf zal het u vergelden.

De Heere Jezus gaat verder met Zijn indringende onderwijs, door ons een gelijkenis voor te stellen van een grote avondmaaltijd, die gehouden werd. De gastheer liet een dienstknecht uitgaan om te nodigen tot de maaltijd. Maar zij die uitgenodigd worden, beginnen zich één voor één te verontschuldigen. De één beroept zich op zijn akker die hij zojuist gekocht heeft, een ander op zijn juk ossen die hij moet gaan beproeven en weer een ander heeft een vrouw getrouwd. Wat een ernstig beeld van de werkelijkheid. God zendt Zijn knechten uit om te nodigen tot Zijn maaltijd. ‘En de HEERE der heirscharen zal op dezen berg allen volken een vetten maaltijd maken, een maaltijd van reinen wijn, van vet vol merg, van reine wijnen die gezuiverd zijn, Jes. 25:6.’ Zo zond Hij Zijn Zoon, Die kwam om te zoeken en zalig te maken dat wat verloren is en zij hebben Hem niet gewild. Israël zag uit naar de Messias en terwijl Hij in hun midden was, weigerden zij om Hem te erkennen.

Als de dienstknecht bij zijn heer komt en vertelt hoe zij omgaan met de uitnodiging, wordt hij boos en zendt zijn knecht uit in de straten en de wijken van de stad, om de armen en verminkten, de kreupelen en de blinden in te brengen. De farizeeërs, de Schriftgeleerden en allen die het zo goed wisten, werden nu links gelaten om de hoeren en de tollenaren in te brengen. Zij worden als het ware binnengedragen en bij de hand geleid. ‘Ga uit in de wegen en heggen; en dwing hen in te komen, opdat mijn huis vol worde, Luk. 14:23.’ Zo klinkt de boodschap tot de dienstknecht. Nog is er plaats, de deur is nog niet op slot. De boodschap van redding en genade wordt nu gezonden tot de arme blinde heidenen. God de Vader roept zondaren om bij Hem te komen. Hij sleurt en trekt u niet bij u haren om bij Hem aan te zitten maar stuurt knechten, die door het Evangeliewoord uw hart al het ware dwingt om in te gaan in de heerlijkheid die Hij bereid heeft voor allen die Hem vrezen. U wordt niet tegen uw zin in gebracht maar het Evangeliewoord van God is een kracht tot zaligheid een ieder die gelooft (Rom. 1:16).

Vandaag klinkt de oproep tot u, armen en verminkten, kreupelen en blinden, ja tot u, op de wegen en verstopt in de heggen (vers 21): ‘Komt, want alle dingen zijn nu gereed, Luk. 14:17b.’ Hoe helder komt in deze gelijkenis naar voren dat het God is, Die zondaren opzoekt. Hij weet dat er niemand rechtvaardig is, niemand verstandig is en niemand is die God zoekt. Er staan geen mensen in de rij om binnen te gaan in Zijn huis, om aan te zitten aan Zijn maaltijd. Hij heeft gezien hoe de wereld verloren ligt in zonden en schuld, al voor dat er iemand bestond, wist Hij hoe wij zouden handelen. De mens zocht zichzelf maar God zocht de mens. Hij heeft alle dingen bereid, bij Hem is een volkomen zaligheid. Bedenk dat Hij ons niet nodig heeft maar dat wij niet buiten Hem kunnen. Wat een genade dat God ons oproept om te komen bij Hem, nu alle dingen gereed zijn.

Komt, zo klinkt de boodschap. Gehoorzaam Zijn stem en laat u leiden. ‘O alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja, komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk. Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen dat geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen dat niet verzadigen kan? Hoort aandachtiglijk naar Mij en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen, Jes. 55:1,2.’ Hier worden wij genodigd om te komen met lege handen en te eten en te drinken van dat wat Hij ons aanreikt. Hoe heerlijk is toch de Evangelieboodschap. U en ik, wij mogen komen zoals wij zijn, arm of verminkt, kreupel of blind en Hij zal ons te eten en te drinken geven. Hij zal ons wassen, en reinigen van al onze ongerechtigheid en ons bekleden met de mantel der gerechtigheid (Jes. 61:10). In Hem vinden wij alles, ja de volle zaligheid.

Wat is uw antwoord op zijn roepstem? Weet u zichzelf ook te verontschuldigen dat u een akker gekocht heeft? Misschien, bent u zo bezig met huizen te kopen, schuren, weilanden, akkers, bedrijfspanden, auto’s of motoren, dat u geen tijd heeft om in te gaan op de liefelijke uitnodiging van het Evangelie. Uw financiële voorspoed heeft u in haar strikken gevangen. Misschien is het bij u juist de zorg voor alle dag, u hebt een juk ossen gekocht en moet gaan proberen of u uw land er mee kunt ploegen. U bent hele dagen druk met het arbeiden voor u boterham, zo druk dat het uw hele leven vervult. Deze zorgvuldigheden houden u tegen om in te gaan op de liefelijke Evangelieboodschap. Daar is er één die een vrouw getrouwd heeft en meent dat zij belangrijker is dan het heil van zijn onsterfelijke ziel. Lieve vrienden, welke smoes we ook bedenken, het is niet het niet kunnen maar het niet willen. Wees toch eerlijk voor uzelf en voor God en zeg eenvoudig: “Heere ga maar naar een ander met Uw genade want ik wil niet.” Dat is heldere taal en dat is eerlijker dan al die vrome smoesjes. God zal Zijn genade niet opdringen maar Hij stuurt Zijn boodschap van redding tot de armen, de verminkten, de kreupelen en de blinden.

Arme tobber. We zien dat vele armen de rijke voorgaan in het koninkrijk der hemelen. De rijken zijn zo bezig met hun geld en hun goed dat zij geen tijd hebben om serieus na te denken over hun ziel en haar eeuwige bestemming. Daar hoor ik een arme van geest, die zegt: “Ik heb geen geloof.” Kom maar, met lege handen en laat Gods genade uw hart vervullen met geloof. Zie maar eenvoudig op Jezus en Zijn liefde in het schenken van Zichzelf aan het kruishout van Golgotha, dat zal uw ongeloof doen versmelten. Is uw geloof, in eigen oog te klein? Roep dan met de vader van de maanzieke jongen: “Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp, Mark. 9:24.” Het gaat niet om uw geloof maar om het voorwerp van uw geloof. Een klein geloof in een grote God zal nooit beschaamd maken. Misschien zegt u: “Ik heb geen goede werken.” Kom maar zondaar, leg u maar neer aan Jezus voeten, belijd uw zonden en Zijn genade zal uw leven vervullen. Draai het niet om, niet eerst de vrucht en dan het leven maar eerst het leven in Jezus om dan vanuit Hem vruchten voort te brengen. “Ik heb geen hoop,” zo zegt een ander. Buiten Jezus is er ook geen hoop. Keer u tot Hem en Hij zal uw levende hoop zijn. Armen, u hoeft niets mee te nemen, kom zoals u bent, om te worden dat wat Gods genade van u zal maken.

Verminkte man of vrouw, jongen of meisje, hebt u geprobeerd met u goede werken nog iets van uw leven te maken? Had u hoop dat u nog wel iets kon verbeteren? Wat een toestand, wat een pijn om er achter te komen dat u er in eigen kracht een potje van maakt. U heeft alles op alles gezet om uw leven te beteren maar hoe u ook vocht, de zonde leek u steeds meer te grijpen, om u uiteindelijk helemaal te verstrikken. U had gehoopt dat God iets goeds in u zou vinden maar ach wat een verminkte toestand is het nu geworden. Wat moet God nu met zo’n verminkte zondaar? Lieve vriend of vriendin, komt, want alle dingen zijn nu gereed. ‘Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was, Luk, 19:10.’

Kreupele, hoe lang zult u nog hinken op twee gedachten? U kunt niet God en de wereld dienen. In de kerk schaamt u zich voor uw werk en op uw werk schaamt u zich voor de kerk. Misschien maakt u de ene dag ernst met uw leven, u denkt na over uw zonden, het komend oordeel en uw eeuwige bestemming. In de nachten ligt u wakker en roept u tot God. Maar als de dag gekomen is gaat u weer uw gewone gang en leeft u in de zonden, zoals alle anderen. Misschien bent u naam christelijk en bewaart dat u voor grote uitspattingen maar toch u bent een kreupele die hinkend door het leven gaat. Juist tot u komt de roepstem: Komt want alle dingen zijn nu gereed. Verwacht het niet van iets in uzelf, u zult blijven hinken. Kom tot Jezus en laat u door Hem genezen. Denk aan de man die acht en dertig jaar aan het badwater te Bethesda gelegen had. Daar was Jezus, Hij sprak en de kreupele kon wandelen. Hoelang hinkt u nog op twee gedachten? Als dan de Heere God is, dient Hem(1 Kon. 18:21).

Blinden, u ziet niet in hoe ellendig uw toestand is. U bent blind voor uw zonden en denkt dat uw verdorvenheid nog wel meevalt. U bent blind voor Gods rechtvaardigheid, Hij moet de zonden rechtvaardig straffen. Hoe zult u rechtvaardig verschijnen voor God? Diezelfde God, Die u rechtvaardig moet verloren laten gaan om uw zonden, stuurt in Zijn onbegrijpelijke liefde, Zijn Zoon om u te redden. U bent blind voor Jezus liefde, u bent blind voor Jezus heerlijke genade, die u om niet wordt aangeboden. Er is ogenzalf (Openb. 3:18), het Woord van God openbaart ons wie Jezus is en Hij opent blinde ogen. Laat u bij de hand nemen, want de Meester is daar en Hij roept u (Joh. 11:28).

Komt want alle dingen zijn nu gereed. De nodiging komt tot ons en alle dingen zijn gereed. God is de bron van genade en leven, Hij neemt het initiatief en roept om te komen. Alle dingen zijn bij Hem gereed. Hij verwacht niets van ons, armen, verminkten, kreupelen en blinden zijn welkom en Hij voorziet in alle noden. Hoe heerlijk dat Hij juist zondaars roept tot Zijn heerlijkheid. Wij zijn zondaars, misschien kennen wij nog zo weinig van de diepte van onze zonden, Hij, die onze harten kent, roept: ‘Komt dan, en laat ons tezamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol, Jes. 1:18.’ Ontbreekt het ons aan wijsheid, Hij is onze wijsheid. Zien wij alleen maar zonden en geen rechtvaardigheid, Hij is onze rechtvaardigheid. Zien wij onszelf als onheiligen tegenover een heilig God, Hij is onze heiligmaking. Hij is alles, in Hem vinden wij de volkomen verlossing. ‘Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing, 1 Kor. 1:30.’

Komt, want alle dingen zijn nu gereed. God roept ons te komen, omdat alle dingen nu gereed zijn. De maaltijd is gereed, de gasten zijn welkom. Nu, is nu en niet morgen, nu is niet volgende week en ook niet over een jaar. Nu, is nu, vandaag wordt u geroepen om alles los te laten en de Heere gehoorzaam te volgen. Luister niet naar de leugen van de duivel dat u nog tijd zat heeft. Laat u niet vangen in de zorgvuldigheden van het leven. Hoor de uitnodiging: Komt, want alle dingen zijn nu gereed. Overweeg de kosten, kiest dan heden wie gij dienen zult, God met Zijn volle zaligheid of de wereld, de duivel, uzelf en de eeuwige verdoemenis. ‘Want ik zeg ulieden, dat niemand van die mannen, die genood waren, mijn avondmaal smaken zullen, Luk. 14:24.’

En nog is er plaats… Nu, heden zo gij Zijn stem hoort, verhard u niet maar laat u leiden. ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom. En die het hoort, zegge: Kom. En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet, Openb. 22:17.’ Amen.

Wij komen, Heer, door U genood,

door U verlost van zonden,

om als gedoopten in uw dood

uw liefde te verkonden.

Gij zelf hebt ons deez’ dis bereid,

terwijl Gij werdt verraden;

Gij, die aan ‘t kruis gestorven zijt,

met onze schuld beladen.

Wij zijn gewassen in uw bloed,

en door uw Geest herboren.

Gij hebt ons – welk een heerlijk goed! –

tot kind’ren Gods verkoren.

Gij schonkt ons Gods gerechtigheid,

wat zou ons nog doen beven?

Eens zult G’ ons eer en heerlijkheid

in ‘t huis uws Vaders geven.

Dus zitten wij vol blijdschap aan;

Gij gaaft ons brood en beker.

Gij stierft – en Gij zijt opgestaan,

dit maakt ons heil nu zeker.

Uw liefde blijft ons altijd bij,

zij zal ons veilig leiden,

totdat we U in der zaal’gen rei,

daarboven, lof bereiden.


Wilco Vos Veenendaal 24-11-2014