Volg ons op YouTube

Mogen wij oordelen?

‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke maat gij meet, zal u wedergemeten worden. En wat ziet gij den splinter die in het oog uws broeders is, maar den balk die in uw oog is, merkt gij niet? Of hoe zult gij tot uw broeder zeggen: Laat toe dat ik den splinter uit uw oog uitdoe; en zie, er is een balk in uw oog? Gij geveinsde, werp eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien om den splinter uit uws broeders oog uit te doen, Matth. 7:1-5.’

Mag ik oordelen? Is het oordeel wel aan ons? Vragen die we veel tegenkomen. In eerste instantie zouden wij uit de tekstwoorden boven de overdenking kunnen opmaken dat wij niet mogen oordelen. Deze woorden worden ook vaak gebruikt om iemands mond te stoppen. Maar als we goed luisteren naar het onderwijs dat de Heere Jezus ons hier geeft, moeten we tot een andere conclusie komen. Het gaat hier namelijk over een geveinsd oordeel. Iemand die een ander oordeelt over een zaak, terwijl hij zelf leeft in zonden. Men oordeelt over een splinter in het oog van zijn naaste terwijl men zelf een balk in het oog heeft. Er zijn kritische mensen die altijd wat te oordelen hebben over een ander terwijl zij zelf schuldig zijn en dit niet onder ogen willen zien. Juist dat gedrag wordt door God veroordeeld.

‘De werken des vleses nu zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinheid, ontuchtigheid, Afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, Nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen en dergelijke; van dewelke ik u tevoren zeg, gelijk ik ook tevoren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beërven, Gal. 5:29.’ Niet mis te verstane woorden. Leeft u in één van deze zonden? Dan zegt Gods Woord dat u het Koninkrijk van God niet zult beërven. Met deze maat mag u uzelf meten en deze zonden hebben wij te veroordelen.

Toch hebben wij elkaar niet te oordelen als het gaat om onze behoudenis. Wij zijn elkaars rechters niet. God is Rechter en Hij zal ons allen oordelen. Hij kent onze harten en weet ook hoe Zijn kinderen in zonden kunnen vallen. Als wij David moesten beoordelen na het overspel met Bathsheba en zijn moord op haar man Uria dan zouden wij anders hebben geoordeeld dan God. ‘Evenwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen die Zijne zijn; en: Een iegelijk die den Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid, 2 Tim. 2:19.’ De Heere kent de Zijnen en wij die geloven dat het bloed van de Heere Jezus ons gereinigd heeft van alle zonden, hebben ons af te keren van alle ongerechtigheid

Wij moeten onszelf toetsen en beoordelen aan de hand van de Bijbel. ‘Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden, 2 Kor. 5:17.’ Is ons leven daadwerkelijk een nieuw leven geworden sinds wij de Heere Jezus kennen als onze Zaligmaker? Leven wij nu niet meer in de werken van het vlees maar in die van de Geest? ‘Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid, Gal. 5:22.’ Dan is er voor u geen veroordeling meer, u mag geloven dat het oordeel dat op u was, op de Heere Jezus is overgegaan. Hij heeft betaald. ‘Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest, Rom. 8:1.’

Vanuit de Bijbel leren wij dat we rechtvaardig moeten oordelen en alles moeten toetsen aan de hand van de Bijbel. Hoe vaak maken u en ik ons niet schuldig aan het kwaadspreken, misschien wel ongemerkt? Hoe gemakkelijk kunnen wij oordelen over het leven van anderen terwijl wij in het geheel niets kennen van zijn of haar motieven of omstandigheden. ‘Broeders, spreekt niet kwalijk van elkander. Die van zijn broeder kwalijk spreekt en zijn broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet en oordeelt de wet. Indien gij nu de wet oordeelt, zo zijt gij geen dader der wet, maar een rechter. Er is een enig Wetgever, Die behouden kan en verderven. Doch wie zijt gij, die een ander oordeelt? Jak. 4:11,12.’ Hoe vaak moeten wij niet tot de conclusie komen dat we geen haar beter zijn dan de vrome farizeeër, hij sprak kwaad over zijn naaste om zichzelf te verhogen. Wat is het gemakkelijk om over een ander te spreken, maar oh hoe zwaar als wij beschuldigd worden. Wat is het een genade om niet mee te doen aan deze zonde en stil te zijn onder de beschuldigingen die over ons uitgegoten worden.

Als wij een bepaalde prediking horen of dingen lezen, zoals deze overdenking, dan worden wij door de Bijbel opgeroepen om het te onderzoeken. ‘En dezen waren edeler dan die te Thessaloníca waren, als die het Woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren, Hand. 17:11.’ Paulus prijst hier de Bereërs om hun voorzichtigheid en hun ijver in het onderzoeken van de Bijbel, zij namen niet zomaar alles aan voor zoete koek.

In de eerste plaats is het van levensbelang dat wij leven in een levende relatie met de Heere God. Dat betekent dat wij het van Hem verwachten en luisteren naar dat wat Hij tot ons te zeggen heeft. Zijn Woord is ons lief en wij zijn dat Woord gehoorzaam. Wij leven in een besef dat onze God een Heilig God is en tegelijk een verterend vuur. Dat vult ons met heilige eerbied en diep ontzag voor wie Hij is en in die vreze leven wij als Zijn kinderen. Juist door zo te leven zullen we een afschuwelijke hekel hebben aan alles wat satan ons voorhoud om ons de levende relatie met onze hemelse Vader te ontnemen. Zo zullen we niet kunnen toelaten dat de wereld zich vermengd met Gods gemeente. Dit betekent dat we de zonde moeten veroordelen en hen die daarin wandelen ook daadwerkelijk moeten vermanen.

Onder de prediking van Filippus kwamen mensen tot geloof en werden gedoopt. Onder hen was ook Simon de tovenaar, hij beleed zijn geloof en liet zich dopen. Toch kwam naderhand openbaar dat zijn belijdenis niet oprecht was. Zijn leven was niet een nieuw leven geworden. Petrus zag dit en behandelde hem zoals ook wij mensen zoals Simon moeten behandelen. ‘Gij hebt geen deel noch lot in dit woord, want uw hart is niet recht voor God. Bekeer u dan van deze uw boosheid, en bid God, of misschien u deze overlegging uws harten vergeven wierd; Want ik zie dat gij zijt in een gans bittere gal en samenknoping der ongerechtigheid, Hand. 8:21-23.’ Wij moeten er voor waken dat wij ons vermengen met hen die niet oprecht voor God zijn. ‘Zuivert dan den ouden zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus, 1 Kor. 5:7.’ Wij zijn duur gekocht, het bloed van Jezus Christus heeft ons vrijgemaakt van het oordeel dat op ons was. Wij zijn verlost uit de duisternis om te wandelen in het Licht. ‘Trekt niet een ander juk aan met de ongelovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? En wat samenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige? Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods, gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen en Ik zal onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn. Daarom, gaat uit het midden van hen en scheidt u af, zegt de Heere, en raakt niet aan hetgeen onrein is, en Ik zal ulieden aannemen, 2 Kor. 6:17.’

‘Geliefden, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld, 1 Joh. 4:1.’ Ernstige, waarschuwende woorden die ons er op wijzen dat er valse profeten zijn. Zij zijn over het algemeen niet gemakkelijk te ontmaskeren omdat zij zich voordoen als schapen. ‘Maar wacht u van de valse profeten, dewelke in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven, Matth. 7:15.’ Zij proberen de mensen te misleiden en verschrikkelijk genoeg zijn er zo al duizenden voor eeuwig verloren gegaan, omdat zij geloofden in hen die in werkelijkheid niet anders waren dan grijpende wolven. We moeten de woorden die tot ons komen toetsen aan de Bijbel en tegelijk ook opletten wie de persoon is achter deze woorden. De Heere Jezus zegt in dit verband: ‘Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distelen? Matth. 7:16.’ Leven zij in de werken van het vlees of in die van de geest?

‘En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer die gij van ons geleerd hebt, en wijkt af van dezelve. Want dezulken dienen onzen Heere Jezus Christus niet, maar hun buik, en verleiden door schoonspreken en prijzen de harten der eenvoudigen, Rom. 16:17,18.’ Tegen de leer van Paulus is veel weerstand geweest en tot op de dag van vandaag is dit het geval. Petrus schreef: ‘Gelijk ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende; in welke dingen sommige zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste mensen verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf, 2 Petr. 3:16.’ Hij waarschuwt hier voor het verdraaien van de Schrift tot het verderf. Wat een ernstige aanklacht en waarschuwing.

Paulus heeft in Zijn brieven zo duidelijk het verschil geleerd tussen wet en Evangelie. De wet om ons te doden en het Evangelie tot ons eeuwig heil. Vandaag de dag wordt net als in zijn dagen deze boodschap verdraait tot het verderf van hen die dit niet op tijd inzien. Duizenden mensen leven op gevoel, aandoeningen, wettische overtuigingen zonder ook maar ooit te zijn gestorven aan de wet om te leven door de kracht van het bloed. Anderen zijn dag in dag uit bezig met goede werken en werken voor de Heere, zonder dat zij in de gaten hebben dat zij onder de wet zijn en niet onder de genade. Wat is het moeilijk om het juiste evenwicht in de leer te behouden. Vandaag de dag wordt Gods Woord op vele plaatsen eenzijdig gepredikt. Aan de ene kant een prediking waarin Gods heiligheid centraal staat, waar de mens in zijn zonde wordt afgeschilderd en waar gesproken wordt over het soevereine genade werk van God. Echter als we goed gaan luisteren dan missen we de kern van de boodschap. Het dierbare bloed van de Heere Jezus voor de grootste der zondaren, de liefde van God die zondaren nodigt om te komen tot de heilsfontein die geopend is op het kruis van Golgotha. De eenzijdigheid wekt een enorme afstand tussen God en de zondaar en de zondaar wacht op gemoedsaandoeningen, genoeg zondekennis, en allerlei bevindingen die gepredikt worden. God de Vader trekt zondaren tot de Heere Jezus. Maar hoe zullen zij ooit kunnen geloven als de Naam Jezus niet wordt gepreekt in al Zijn heerlijkheid? ‘Want een iegelijk die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden. Hoe zullen zij dan Hem aanroepen in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder die hun predikt? Rom. 10:13,14.’ Aan de andere kant komen we stromingen tegen waar gesproken wordt over het kruis, een aannemen van Jezus en de vrijheid van de gelovigen in Christus, terwijl daar gezwegen wordt over Gods Heiligheid, de eis tot een heilig leven en de schuld van de zondaar tegenover God. De nadruk ligt op het hemel leven dat nu is aangevangen terwijl er over gehoorzaamheid gemakkelijk gedacht wordt. Hoe gemakkelijk wordt Gods Woord verdraait tot het verderf van zielen.

In de gelijkenis van het zaad in de akker (Matth. 13), zien we zo eenvoudig voorgesteld hoe verschillende hoorders omgaan met het zaad dat gezaaid is. We zien dat het zaad op de weg opgepikt wordt door de vogels, de woorden die zij gehoord of gelezen hebben worden weggepikt door alles wat op hen afkomt. In de steenachtige plaatsen vinden de wortels geen diepgang en verdort het plantje onder de zonnestralen. Het woord lijkt haar werk te doen, maar de tegenslagen, de verdrukkingen en beproevingen zorgen ervoor dat het gezaaide verdort. In de doornen verstikt het plantje onder de zorgen van het dagelijkse leven. Deze mensen hebben allen het woord gehoord, maar zijn uiteindelijk dezelfde gebleven. Wat een scherpe leer bracht de Heere Jezus, wat een liefde in Zijn scherpe prediking, Hij wilde mensen wakker schudden opdat zij behouden zouden worden. ‘Niet een iegelijk die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt, Matth. 7:21-23.’ Laten wij ons niet bedriegen, door profeten of door hen die wonderen doen en duivelen uitwerpen. Laten wij hun woorden onderzoeken of zij werkelijk Bijbels en evenwichtig zijn. Er is ook een deel van het zaad dat in de goede aarde viel, daar kan het zaad wortel schieten en vrucht voortbrengen. Hoe ziet uw hart en uw leven er uit?

‘Beproeft alle dingen; behoudt het goede, 1 Thess.. 5:21.’ Laten we scherp en opmerkend zijn als het gaat over het onderwijs dat tot ons komt. Wat zal het verschrikkelijk zijn als wij alles maar voor zoete koek aangenomen hebben om er dan straks achter te komen dat wij bedrogen zijn en voor eeuwig verloren moeten gaan omdat we op zandgrond hebben gebouwd. Als wij in gemeenschap met de Heere leven en niet in de werken van het vlees dan kunnen wij de geesten onderscheiden. ‘Doch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen, maar hij zelf wordt van niemand onderscheiden, 1 Kor. 2:15.’

Lieve broeders en zuster, prijs de Heere voor Zijn genade, Zijn bloed kocht ons vrij van schuld en zonde maar ook van de wereld, om tot eer en glorie van Hem te leven. Laten wij er voor waken dat Zijn Naam niet onteerd wordt door onze leer of wandel. ‘Zijt nuchter en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden, 1 Petr. 5:8.’ Zie op Jezus onze overste Leidsman en Voleinder van het geloof, in Hem zijn wij meer dan overwinnaars en zullen overwinnen. Amen.

Goede herder, welk erbarmen,

welk een trouw vervult uw hart.

‘t Leven gaf U voor ons, armen,

gans in zonde en schuld verward.

Uit een nacht vol van ellende,

van des werelds brede baan

deed U ons, die U niet kenden,

op de weg ten leven gaan.

De afgrond van ‘t verderf bleef gapen,

maar U bracht genade voort;

roept bij name al uw schapen;

zalig, die uw stem dan hoort.

Nu U zelf U hebt gegeven,

vrezen wij geen oordeel meer.

Met U opgestaan ten leven,

zijn wij eeuwig de uwen, Heer.

Zouden wij voor Satan vrezen,

of voor ‘s werelds overmacht?

Nee, want U wilt met ons wezen,

veilig leidt U ons en zacht.

Niemand kan ons ooit ontrukken

aan uws Vaders sterke hand;

‘s vijands list zal nooit gelukken,

want uw trouw is ons tot pand.