Volg ons op YouTube

Niet onder de wet maar onder de genade

‘Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet
onder de wet, maar onder de genade, Rom. 6:14.’

De vorige keer stonden we stil bij de volmaaktheid van de
gelovige en zagen we dat die volmaaktheid niets anders wil zeggen, dan het
volwassen worden in leer en leven. Daarbij hebben we gezien dat Abraham
rechtvaardig voor God was in zijn gelovig gehoorzamen aan Gods opdracht. De oprechten
zijn zij die naar Gods standaard leven en daarin groeien naar volwassenheid. Hoewel
dit een Bijbelse boodschap is, is het een heel spannend onderwerp. Een
onderwerp van discussie omdat er zoveel verwarring is rond het onderwerp wet en
evangelie. De vorige keer zagen we al dat niemand in eigen kracht rechtvaardig
kan zijn voor God, maar alleen door een wandel in geloof. Het geloof verenigd
met God. De genade van God is nodig om de breuk, die is ontstaan vanwege het
overtreden van Gods wet, te helen. Christus Jezus is de Weg tot de Vader, door
Hem alleen kan de zondaar verzoend worden. Als Habakuk in het Oude Testament of
Eerste Testament zegt dat de rechtvaardige door zijn geloof zal leven (2:4) dan
is dat de volle waarheid. Zonder geloof is het onmogelijk om God te behagen
(Hebr. 11:6).

Maar vanwaar dan dat spanningsveld? Waarom staan de wet en
het evangelie op zo’n gespannen voet met elkaar? Voor hen die niets begrijpen
van deze vragen en misschien helemaal die spanning niet kennen, is het goed om
iets te weten van dat wat er speelt rondom wet en evangelie. De Bijbel vertelt
ons op een boeiende en verhalende wijs hoe God alles heeft geschapen, hoe de
mens steeds weer van Hem afkeerde en hoe Hij een volk heeft verkoren waaraan
Hij zijn heilige, goede zorg en wil
toonde in geboden en inzettingen. De Schepper van hemel en aarde maakte
Zichzelf bekend als de enige God en riep hen die Hij verkozen had op met de
volgende woorden: ‘Zo zult gij de HEERE uw God liefhebben met uw ganse hart
en met uw ganse ziel en met al uw vermogen, Deut. 6:5.’
Hij gaf de belofte
van Zijn liefde en van Zijn zegeningen (7:13). Op de overtredingen van Zijn
geboden stond straf maar voor de zondaar die niet met moedwil of voorbedachte
rade had gezondigd (Num. 15:30), voorzag God in vergeving doormiddel van de
offerdienst. Gods hele wet is doordrenkt van genade.

Helaas is er in de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis een
leer ontstaan die de God van het Oude Testament met al Zijn wetten als “wreed”
heeft voorgesteld, tegenover de God van het Nieuwe Testament, Die een genadig
God is, Die Zijn Zoon heeft gegeven (denk aan Marcion). Deze hele leer is
uitgerold waarbij een steeds groter spanningsveld is ontstaan tussen wet en
evangelie. De geschiedenis heeft geleerd dat zij die zich christelijk noemden,
de tot geloof in de Heere Jezus gekomen Jood, verplichtte afstand te nemen van
tradities en de geboden van God. Want, zo werd geleerd, de gelovigen in de
Heere Jezus Christus maakte nu deel uit van de gemeente en mocht zich niet meer
bezig houden met zaken als spijswetten, het houden van de sabbat of het vieren
van de feesten die God heeft ingesteld. Vandaag de dag is deze leer niet
verzwakt maar veelmeer versterkt geworden. De gelovige Jood wordt als
geestelijk gezien als hij een broodje ham eet omdat hij daarmee bewijst niet
meer onder de wet te zijn maar onder de genade, en zij die er voor uitkomen de
wet van God lief te hebben en door het geloof daarnaar willen handelen, worden
verdacht gemaakt waarbij zelfs wordt getwijfeld of zij wel ooit echt zijn
wedergeboren.

Hoewel dit voor sommigen misschien erg vreemd klinkt, is het
goed om toch wat dieper na te denken over dat wat Paulus ons leert in Zijn
brieven. Ik hoop dat de gelovigen uit de Joden en de heidenen elkaar (opnieuw)
zullen vinden in Christus Jezus, waarbij wij ons samen uitstrekken naar een
wandel die God behaagt, waarbij wij groeien tot de volwassenheid die Hij voor
ogen heeft.

Paulus heeft gezegd: ‘Want ik schaam mij des Evangelies
van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die
gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek. Want de rechtvaardigheid Gods wordt
in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk geschreven is: Maar de
rechtvaardige zal uit het geloof leven, Rom. 1:16,17.’
Het geloof in de
Heere Jezus Christus is het uitgangspunt van onze studie. Want zonder dat geloof
liggen alle mensen verloren voor God. Wat zou het baten om te denken God te
dienen, als wij Hem niet dienen met heel ons hart, ziel en alle kracht? Hem
dienen kan niet zonder te rusten in het volbrachte werk van Christus, Die Zijn
leven gaf om zondaren zalig te maken.

De wet is het spannende onderwerp. Boven de overdenking
staat: ‘Want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.’ Dit zijn
toch echt honderd procent woorden uit de Bijbel en daar kunnen en willen wij
niets van afdoen, maar wat bedoelt Paulus hiermee te zeggen? Bedoelt Paulus dat
de gelovige zich niet hoeft te bekommeren om de tien geboden als samenvatting van
de hele wet en bedoelt hij daarmee dat de wet dus nu is vervangen door de twee
geboden die wij kennen als God liefhebben boven alles en onze naasten als
onszelf?

In de eerste hoofdstukken van de brief aan de Romeinen maakt
Paulus duidelijk dat zowel de heiden als de Jood voor God te veroordelen is.
Hij spreekt over heidenen die zonder de wet gezondigd hebben en over Joden die
onder de wet gezondigd hebben, zij zullen beiden geoordeeld worden, ‘want’
zegt hij in Romeinen 2:12-15: ‘de hoorders der wet zijn niet rechtvaardig
voor God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden’
Zoals ook
Johannes dat zegt in zijn brief: ‘Kinderkens, dat u niemand verleide. Die de
rechtvaardigheid doet, die is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is, 1 Joh.
3:7.’
Ook Jakobus zegt: ‘En zijt daders des Woords, en niet alleen
hoorders, uzelven met valse overlegging bedriegende, Jak. 1:22.’

Zowel de heiden als de Jood, met andere woorden, zowel zij
die bekend zijn met de wet van God, als zij die dat niet zijn, zijn te
veroordelen vanwege hun daden. Dat is wat Paulus in de eerste drie hoofdstukken
van de Romeinenbrief heeft duidelijk gemaakt. Hij concludeert: ‘Wij weten
nu, dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen, die onder de wet zijn;
opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij,
Rom. 3:19.’

Nu is het van levensbelang om goed te begrijpen wat het
betekent om onder de wet te zijn. Ten eerste kunnen we onder dat ene woordje
wet, niet altijd per definitie de Thora als heilige inzetting van God verstaan.
Paulus spreekt in hoofdstuk 7:12 bijvoorbeeld over de wet die heilig is en het
gebod dat heilig, rechtvaardig en goed is. Daar spreekt hij over Gods heilige
wet de Thora. Maar in vers 23 spreekt hij over drie wetten, één in zijn leden
of lichaam, één in zijn gemoed, maar ook van een wet der zonde, waarmee hij
doelt op de wetmatigheid tot zondigen. Met andere woorden, als we in dat ene
woordje wet steeds de Thora van God zien, dan raken we hopeloos in de war. Als
hij in vers 6 zegt dat hij is vrijgemaakt van de wet. Dan spreekt hij tot hen
die de wet verstaan (zie vers 1). Hij is vrijgemaakt om zijn zaligheid en
rechtvaardigheid van de wet te verwachten. Hij is vrijgemaakt van die ellendige
wet in zijn leden die hem dwingt tot zondigen, want hij is met Christus
gestorven en met Hem opgewekt. Hij is niet langer gevangen onder een juk der
dienstbaarheid dat hem dwingt te gehoorzamen om rechtvaardig voor God te worden.
Nee, nu mag Paulus weten in Christus rechtvaardig te zijn en in die vrijheid
wandelt hij naar Gods geboden door de Geest. Hij zegt in Romeinen 3:20: ‘Daarom
zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem; want door
de wet is de kennis der zonde.’
Hoewel de wet heilig is en is gegeven om te
onderhouden, zal de mens die zijn rechtvaardigheid in zichzelf zoekt, hopeloos
vast lopen. Want de rechtvaardige, hij of zij die naar Gods wet wandelt, kan
alleen door het geloof voor en met God leven. Ook onder het Eerste Testament
heeft God dat duidelijk gemaakt: Jesaja 64:6a zegt: ‘Doch wij allen zijn als
een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed.’
In
1 Koningen 8:46 zegt Salomo dat er geen mens is die niet zondigt. Er is niets
nieuws onder de zon. Vanaf Adam tot de laatste mens is er zonde en
ongerechtigheid, maar ook genade wat alleen wordt toegepast aan de zondaar die
door het geloof tot God de toevlucht neemt. Romeinen 6 maakt duidelijk dat de
gelovige met Christus is gestorven en zich daarmee dood moet houden voor de
zonden. Die zonde mag niet langer heersen in de mens die leert wandelen door de
Geest. Het lichaam moet niet langer beschikbaar zijn voor de zonde maar alleen
voor God. Dan zingt Paulus als het ware de tekst boven de overdenking: ‘‘Want
de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder
de genade, Rom. 6:14.’
Nee, niet langer onder de wetmatigheid tot zondigen,
niet langer het opbouwen van eigengerechtigheid door het onderhouden van de
Thora of geboden die daarbij en rond omheen zijn bedacht.

O, hoe zalig is het om geborgen te zijn in Christus Jezus,
want; ‘Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden
zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het
hout hangt, Gal. 3:13.’
Hij nam de vloek weg opdat wij de zegeningen zouden
genieten. Besef toch dat er niet staat dat Christus ons van de vervloekte wet
heeft verlost, Hij nam de wet niet weg (Matth. 5:17), maar de vloek die op de
zondaar rust vanwege het overtreden van de wet. Die heilige, goede en
rechtvaardige wet wordt geschreven in de harten van hen die door het geloof
worden wedergeboren, dat is de belofte van het Nieuwe Verbond (Jer. 31:33). Zij
leren wandelen door de Geest en volbrengen de begeerte van het vlees niet,
omdat zij die begeerten hebben gekruisigd, net zoals zij hun vlees hebben
gekruisigd. Zij weigeren te zondigen en verlangen de vrucht van de Geest meer
en meer te genieten en daaruit te delen. Dat is wat Galaten 5 ons leert en zij
die zo wandelen horen die heerlijke klanken: ‘Tegen de zodanigen is de wet
niet, vers 23.’
Waarom niet? Omdat de wet niets heeft te berispen of bij te
schaven wanneer wij zo wandelen. Wat een vreugde om te horen en gelovig te
genieten dat er; ‘geen verdoemenis is voor degenen, die in Christus Jezus
zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest, Rom. 8:1.’
Die
heilige wet van God is niet langer een struikelblok maar een spiegel waarin
Gods heerlijke karakter schittert en waaraan wij ons leven onder leiding van
Gods Geest leren spiegelen. Hoe langer we met God mogen wandelen, hoe vaker we
de herhaling van de geestelijke lessen in Romeinen 6, 7 en 8 zullen beleven.
Steeds ontvangen we dieper inzicht in Gods heiligheid, waarbij wij onder
leiding van Gods Heilige Geest, door een weg van ontdekking, beproeving en
verlossing meer en meer groeien tot volwassenen in het geloof, ja volmaakt
worden in Christus Jezus, in Wie al onze volmaaktheid ligt besloten. Lere de
Heere ons meer en meer dit diepe geheim te kennen en genieten. ‘Want de
zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de
genade, Rom. 6:14.’
Hallelujah, Amen. 

Wilco
Vos Veenendaal 08-07-2020