Volg ons op YouTube

Opdat gij zoudt verkondigen.

In de eerste brief van de Apostel Petrus heeft hij geschreven over de zaligheid in onze Heere Jezus Christus en de heilige levenswandel als gehoorzame kinderen die daarbij hoort. Nu in het tweede hoofdstuk gaat hij verder met ons te wijzen op de inhoud van de woorden van onze God en Zaligmaker: ‘Zijt heilig want Ik ben heilig.’ We willen nu samen stilstaan bij de eerste tien verzen waar het gaat over de levende Steen en het heilige volk. Geve de Heere ons in het overdenken Zijn rijke zegen.

‘Zo legt dan af alle kwaadheid en alle bedrog en geveinsdheid en nijdigheid en alle achterklappingen, 1 Petr. 2:1.’ Zo als men een kleed aflegt zo moeten we de kwaadheid, het bedrog, de nijdigheid en het achterklappen of roddelen van ons af leggen. Wat een verdriet als deze zonden ons leven beheersen. Wat een donkere schaduw over dat wat zo helder zou moeten schijnen. De Heere Jezus roept ons immers op om ons licht te laten schijnen. ‘Gij zijt het licht der wereld.’ Christus is ons Licht en zoals de spiegels van de vuurtoren het licht verspreid om de schepen veilig in de haven te leiden, zo moet het licht dat door ons straalt anderen brengen in de veilige haven Jezus Christus. Laten we waken voor de zonde van kwaadheid. Laten we nooit iemand bedriegen en ons verre houden van de vriendschap met kwade mensen en bedriegers. Wat een akelige zonde is de zonde van veinzerij, mensen die zich voordoen alsof ze je vrienden zijn en ondertussen hun eigen belang op het oog hebben. Mensen die voordoen alsof ze het heil van de gemeente Gods zoeken en ondertussen wolven in schaapskleren zijn. Geve God ons ogen om op te merken en de geesten te onderscheiden of ze uit God zijn. Nijdigheid en roddelen zijn zonden die maar al te vaak samengaan. Als we boos of jaloers zijn op iemand is het zo gemakkelijk om de ander in een kwaad daglicht te stellen. Wat een schade kunnen we daarmee aanrichten. Deze ernstige woorden zijn gericht tot nieuwgeboren kinderen. Tot hen die weten te leven in en door het volbrachte werk van hun Heiland en Zaligmaker. Laten we ernst maken met de woorden van God, ‘Zijt heilig want Ik ben heilig.’ Alleen dan kunnen we dienstbaar zijn. Zolang de schaduw van deze zonden ons bedekt kunnen we geen mensen leiden tot de Heere Jezus. Maar hoe overwin ik dan deze zonden? zo vraagt u zich misschien af. Door ze af te leggen. Afstand te nemen van deze zonden, maar vooral door heel dicht te leven bij Hem die u verlost heeft van al uw schuld en zonden. Door te zien op Hem, op het bloedige offer dat Hij bracht en te geloven dat u met Hem bent gestorven op Golgotha en nu mag leven in en door Hem, niet door eigen kracht maar in Zijn opstandingskracht. Ja, Zijn bloed reinigt ons van alle zonden.

‘En als nieuwgeboren kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen, 1 Petr. 2:2.’ Onze begeerte moet zich niet meer uitstrekken naar de zaken van het hier en nu, ze gaan allen voorbij. Nee, onze begeerte, ons verlangen is gericht op Jezus. God heeft ons Zijn Woord gegeven. ‘Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is, 2 Tim. 3:16.’ Dat Woord leert ons wie God is, het wijst ons de weg die wij gaan moeten en door ons te voeden met dat Woord wordt de zaligheid die we hebben ontvangen voor ons persoonlijk steeds vaster en heerlijker. Zoals een baby steeds weer opnieuw de melk nodig heeft en er naar verlangt zo verlangen wij die opnieuw geboren zijn naar het Woord van God, daarin ontmoeten wij Hem die ons liefheeft. En zoals de baby door eenvoudig te drinken groeit, zo groeit Gods kind op in de genade door zich te voeden met het Levende Woord.

‘Indien gij anders gesmaakt hebt dat de Heere goedertieren is, 1 Petr. 2:3.’ Een aansporing om toch vooral ernst te maken met het afleggen van de zonden die genoemd zijn en ons geheel te richten op de Heere. Het is toch uw ervaring; zo schrijft Petrus, ‘dat u gesmaakt hebt dat de Heere goedertieren is.’ O, wat een vreugde doorstroomt het hart van hen die zich geheel mogen overgeven in Gods handen, zich verblijdend in het wonder van Goddelijke genade. Jezus Christus is gekomen, legde Zijn heerlijkheid af, is gestoven en begraven maar ook weer opgestaan opdat schuldige zondaren het eeuwige leven zouden ontvangen. Ja, onze God is een goedertieren God. We zeggen wel eens dat kind tiert niet goed, dan bedoelen we dat het niet in zijn of haar element is. Nu onze God tiert van goedheid. Dat is de bevinding van allen die tot Hem komen. Zonde en schuld maakten scheiding tussen de ziel en een heilig God. De wet eist volkomen gehoorzaamheid en vanwege onze ongehoorzaamheid moest de schuldige ziel sterven. Maar wonder van genade, als God Zelf, ons de Middelaar Jezus Christus openbaart. Hij heeft de schuld en straf verzoend, door in onze plaats te staan. ‘Zo is er dan nu geen verdoemenis voor diegene die in Christus Jezus zijn, Rom 8:1′

‘Tot Welken komende als tot een levenden Steen, van de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en dierbaar, 1 Petr. 2:4.’ Wij zijn gekomen, niet tot een stenen tempel maar tot Jezus de levende Steen. Hij kwam tot het volk Israël maar zij hebben Hem niet aangenomen. Zij hebben Hem verworpen en zich geërgerd aan de eenvoud waarin Hij kwam en aan de woorden die Hij sprak. Zij hebben Hem verworpen maar Hij is de uitverkorenen van God en dierbaar in Zijn oog.
‘Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus, 1 Petr. 2:5.’ Zoals Christus de levende Steen is, zo zijn allen die tot Hem gekomen zijn, ook zelf levende stenen. Stenen die gebruikt worden om het geestelijke huis te bouwen. Er staat niet dat wij dat huis moeten bouwen, wij worden gebruikt om Gods huis te bouwen, wij maken deel uit van dat huis. Wat een totale verandering als een mens wederomgeboren wordt, niet meer onszelf, niet meer de wereld en satan maar een geestelijk priesterdom. Afgezonderd voor God te mogen leven tot eer en glorie van Zijn heilige Naam. We hoeven niet te offeren zoals het volk Israël in oude tijden deed. Die bloedige offers zijn vervallen door de komst en het offer van onze Heere Jezus Christus. Onze offers zijn geestelijke offers. ‘Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehaaglijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is, Rom. 12:1,2.’ Ons leven geheel te stellen in de dienst van onze Heere. Dat is het offer dat Hem aangenaam is. Ieder dag weer opnieuw ons leven in Zijn hand te leggen en te vragen, wat Hij wil dat wij doen zullen. Stap voor stap Hem te volgen op de weg die Hij wil dat wij gaan zullen. Offers te brengen met hart en mond. Als ons hart op Hem gericht is dan zijn onze gebeden, onze dankzeggingen en de liederen van onze lippen Hem aangenaam. ‘Laat ons dan door Hem altijd Gode opofferen een offerande des lofs, dat is de vrucht der lippen die Zijn Naam belijden. En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet; want aan zodanige offeranden heeft God een welbehagen, Hebr. 13:15,16.’ Zijn Naam te mogen belijden in deze ondergaande wereld, Hem te loven en te prijzen in het vurige verlangen dat ook anderen mogen zien welk een vreugde het is om een kind van God te zijn. Opdat zij komen en in Hem de zaligheid vinden.

‘Daarom is ook vervat in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een uitersten Hoeksteen, Die uitverkoren en dierbaar is; en: Die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden, 1 Petr. 2:6.’ Hij is de uiterste Hoeksteen, het hele gebouw rust op Hem en allen die op Hem rusten in het gelovig vertrouwen dat wat Hij doet goed, is zullen nooit beschaamd worden.

‘U dan, die gelooft, is Hij dierbaar; maar den ongehoorzamen wordt gezegd : De Steen Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een Hoofd des hoeks, en een Steen des aanstoots, en een Rots der ergernis, 1 Petr. 2:7.’ Geen pen kan beschrijven de dierbaarheid die er is in onze Heere Jezus, de liefde waarmee Hij ons liefheeft, de trouw en de ontferming, de geborgenheid en de zoete gemeenschap, ja al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Tegelijk is deze Jezus die voor ons het leven is, een Steen des aanstoots en een Rots der ergernis voor allen die Hem niet lief hebben. Hij is door de bouwlieden verworpen. Zij die het volk Israël moesten weiden en leiden tot de Heere Jezus hebben Hem verworpen. Zij hebben zich geërgerd aan het Evangelie Woord dat Hij sprak. Zij meenden de zaligheid te verdienen met hun eigen werken en vrome wetten. Jezus kwam en wierp hun eigenwillige godsdienst omver door hen te wijzen dat alleen het geloof in de Zoon van God hen redden kon. Lieve vrienden is deze Jezus voor u een Steen des aanstoots, en een Rots der ergernis of is Hij het Fundament waar u op rust? Allen die zich aan Hem ergeren zullen straks verpletterd worden. ‘En wie op dezen Steen valt, die zal verpletterd worden; en op wien Hij valt, dien zal Hij vermorzelen, Matth. 21:44.’

‘Dengenen namelijk die zich aan het Woord stoten, ongehoorzaam zijnde, waartoe zij ook gezet zijn, 1 Petr. 2:8.’ Het is de ongehoorzaamheid die hen zal aangerekend worden. Zij zullen verpletterd worden omdat zij de genade die hen werd aangeboden niet aannamen. Lieve vrienden u hebt de keus, of u gehoorzaamt Zijn liefdevolle stem, tot uw eeuwige zaligheid of u verhard uw hart en u zult verpletterd worden. Er staat; ‘waartoe zij ook gezet zijn’, denk aan het volk Israël dat de Messias heeft verworpen. Tot hen kwam de blijde boodschap en zij hebben zich niet bekeerd, hun oordeel is verdiend, zij bleven volharden in hun eigen wijsheid, God gaf hun over aan hun eigen hardnekkigheid. U die nog steeds leeft buiten de zaligheid in Christus, ook tot u komt de roepstem. Bekeert u, bekeert u. ‘Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot verkrijging der zaligheid door onzen Heere Jezus Christus, 1 Thess. 5:9.’

‘Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht, 1 Petr. 2:9.’ Die roemt, roeme in den Heere. Hij heeft ons uitverkoren opdat wij zouden verkondigen de deugden Gods. Hij riep ons uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. In wie zouden wij anders roemen? Kom, geef God de eer. Hij heeft u getrokken en Hem komt toe alle eer lof en aanbidding. U wordt geroepen om Zijn lof te verkondigen. Wie u ook bent, als u dat dierbare geloof in de Heere Jezus Christus kent, weet dan dat u nu niet meer voor uzelf leeft. Laten wij onszelf geheel offeren, opdat Zijn Naam door ons geëerd en geprezen wordt.

‘Gij die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden, 1 Petr. 2:10.’ Veilig in Jezus armen. Hij heeft Zich over ons ontfermd en Hij zal nooit laten varen het werk dat Zijn hand begon. Wat een wonder van genade, genade alleen is het dat ons red. Zulke zondaren, niet naar God gevraagd maar opgezocht en opgeraapt om een levende steen te zijn in het grote Godsgebouw. In Hem zijn wij meer dan overwinnaars. We hebben hier nog een strijd te voeren tegen de overheden en machten in de lucht, maar kom heb goede moed zij die voor ons zijn, zijn meer dan die tegen ons zijn. Nog een kleine tijd en we zullen voor altijd bij Hem zijn. Kom Heere Jezus, ja Kom haastiglijk. U zij alle eer, lof een aanbidding, van nu tot in alle eeuwigheid. Amen.