Volg ons op YouTube

Woorden van de opgestane Jezus – werpt het net aan de rechterzijde

‘Na dezen openbaarde Jezus
Zichzelven wederom den discipelen aan de Zee van Tibérias. En Hij openbaarde
Zich aldus: Er waren tezamen Simon Petrus, en Thomas, gezegd Dídymus, en
Nathánaël, die van Kana in Galiléa was, en de zonen van Zebedéüs, en twee
anderen van Zijn discipelen. Simon Petrus zeide tot hen: Ik ga vissen. Zij
zeiden tot hem: Wij gaan ook met u. Zij gingen uit en traden terstond in het
schip; en in dien nacht vingen zij niets. En als het nu morgenstond geworden
was, stond Jezus op den oever; doch de discipelen wisten niet dat het Jezus
was. Jezus dan zeide tot hen: Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? Zij
antwoordden Hem: Neen. En Hij zeide tot hen: Werpt het net aan de rechterzijde
van het schip, en gij zult vinden. Zij wierpen het dan, en konden hetzelve niet
meer trekken vanwege de menigte der vissen. De discipel dan welken Jezus
liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere. Simon Petrus dan horende dat het de
Heere was, omgordde het opperkleed (want hij was naakt) en wierp zichzelven in
de zee. En de andere discipelen kwamen met het scheepje (want zij waren niet
ver van het land, maar omtrent tweehonderd ellen), slepende het net met de
vissen. Als zij dan aan het land gegaan waren, zagen zij een kolenvuur liggen,
en vis daarop liggen, en brood. Jezus zeide tot hen: Brengt van de vissen die
gij nu gevangen hebt. Simon Petrus ging op en trok het net op het land, vol
grote vissen, tot honderd drie en vijftig; en hoewel er zovele waren, zo
scheurde het net niet. Jezus zeide tot hen: Komt herwaarts, houdt het
middagmaal. En niemand van de discipelen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij?
wetende dat het de Heere was. Jezus dan kwam, en nam het brood, en gaf het hun,
en den vis desgelijks. Dit was nu de derde maal dat Jezus Zijn discipelen
geopenbaard is, nadat Hij van de doden opgewekt was, Joh. 21:1-14.’

Het is nacht op het meer van
Galilea, ook wel de zee van Tiberias of het meer van Gennésaret genoemd. Op het
meer vaart een vissersboot met daarin wat vissers. Het zijn mannen die ruim
drie jaar geleden door Jezus geroepen waren om vissers van mensen te worden.
Drie jaar hebben zij met Hem opgetrokken, ze hebben gezien hoe Hij de golven
van de zee tot bedaren bracht door de wind te bestraffen. Ze waren getuigen
geweest hoe Hij onreine geesten uitdreef, zieken genas en doden tot leven riep.
Ze hebben aan Zijn voeten gezeten, toen Hij de mensen het Koninkrijk der
hemelen onderwees en waren bevoorrecht om persoonlijk onderwijs van Hem te
ontvangen. Drie jaren had Jezus, hun Meester, hen gedisciplineerd en de macht
gegeven om te onderwijzen en om wonderen en tekenen te doen. Meerdere keren heeft
Hij hen gezegd dat Hij moest lijden en sterven, zou begraven worden om na drie
dagen weer op te staan uit de dood. Toch waren zij verward, verdrietig en
totaal ontredderd achtergebleven nadat Jezus Zijn leven heeft afgelegd en begraven
was. Hoe wonderlijk was het moment dat Hij in hun midden stond, toen zij,
bevreesd voor de Joden, achter gesloten deuren bij elkaar waren. Het graf had
Jezus niet gevangen kunnen houden, ook de deuren konden Hem niet tegenhouden.
Hij de Vrede Vorst, Die de dood, de hel en het graf heeft overwonnen, bracht
Zijn vrienden vrede.

Hoewel satan, in zijn briesende
vijandschap tegen de Heere Jezus, alles in het werk stelt om de mensen bij de
Zaligmaker der wereld weg te houden en hen te doen geloven dat de hoop op
Christus tevergeefs is, heeft God ons verschillende getuigenisverslagen gegeven
waaruit de triomf klinkt van de opgestane Heiland, de Koning der koningen.

Paulus schrijft zo mooi: ‘Want
ik heb ulieden ten eerste overgegeven hetgeen ik ook ontvangen heb, dat
Christus gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften; En dat Hij is
begraven, en dat Hij is opgewekt ten derden dage, naar de Schriften; En dat Hij
is van Céfas gezien, daarna van de twaalve. Daarna is Hij gezien van meer dan
vijfhonderd broederen op eenmaal, van welke het meerderdeel nog overig is, en
sommigen ook zijn ontslapen. Daarna is Hij gezien van Jakobus, daarna van al de
apostelen. En ten laatste van allen is Hij ook van mij, als van een ontijdig
geborene, gezien, 1 Kor. 15:3-8.’

Christus gestorven voor onze
zonden, wat een heerlijke boodschap! Hij is begraven maar ook weer opgestaan. De
discipelen van Jezus hebben Hem na Zijn opstanding al twee keer ontmoet. Ze hebben
de tekenen in Zijn handen en zij gezien. Thomas heeft gezegd: ‘Mijn Heere en
mijn God.’
Van vrede heeft Jezus gesproken, hen onderwezen over de Heilige
Geest en gezegd dat net als Hij van de Vader gezonden was, ook zij gezonden
zouden worden.

Nu dreven ze daar, de vissers van
mensen, in een vissersboot op het meer, de hele nacht hadden ze gevist en niets
gevangen. Als een marktkoopman de hele dag zijn waar aanbiedt en niets verkoopt
dan is dat een grote teleurstelling, zo ook voor deze vissers die niet
uitgingen om te varen maar om te vangen.

Petrus had het idee geopperd om
te gaan vissen en een paar andere discipelen gingen met hem mee. Na een hele
nacht vissen zonder iets te vangen, zal hun enthousiasme niet groter zijn
geworden. Terwijl het al morgen geworden was, staat daar een man aan de oever.
Hij roept hen toe: ‘Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs?’ Hun ‘nee’
heeft waarschijnlijk niet erg vriendelijk geklonken. Wanneer een bedelaar de
marktkoopman ontmoet die de hele dag niets verkocht heeft, dan is de kans groot
dat hij niet erg vriendelijk onthaald wordt. Hier zien we de vissers, geroepen
om vissers van mensen te zijn, met hoofden en harten vol gedachten over het
verleden en de toekomst, geprikkeld na een slapeloze nacht zonder succes, door
een vreemde geconfronteerd worden met hun vruchteloze arbeid. Hij roept hen
toe: ‘Werpt het net aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden.’ Het
feit dat de ervaren vissers, na een lange vruchteloze nacht, de woorden van de
voor hen vreemde man opvolgen, getuigt van de wondere macht waarmee de woorden
vergezeld gingen.

Ze werpen het net aan de andere
zijde om gezegend te worden met een wonderlijke vangst. Hoe heerlijk zegenrijk
is het om alle eigen inzet en inzicht te verachten en te luisteren naar de
wijze raad van Hem die spreekt als machthebbende. Johannes, de discipel die
Jezus liefhad, zegt tot Petrus: ‘Het is de Heere!‘ Voor Johannes was het
ineens duidelijk geworden, wie anders kon hen na zo’n nacht inwinnen om te
gehoorzamen, wie anders kon zo een wonder bewerken? Zou Petrus nu in een flits
niet terugdenken aan de keer dat Jezus hem na een nacht vruchteloos vissen
gebood het net uit te werpen? Petrus had toen gehoorzaamd, al liet hij niet na
om wat tegen te sputteren. Toen hij de vrucht zag van die gehoorzaamheid, viel hij
neer voor Jezus en zei: ‘Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens,
Luk. 5:8.’
Als onze ogen opengaan voor God, Zijn macht en Zijn wijsheid dan
kan het niet anders dan dat wij onszelf zien als zondig en onwaardig om in Zijn
nabijheid te zijn. Toch is dat nu juist waar het evangelie ons toe oproept;
komen tot Jezus om alles van Hem alleen te verwachten. Geen hoop en verwachting
van onszelf maar ons geheel toe te vertrouwen aan Hem. We zien hoe Petrus zijn
les heeft geleerd, nu roept hij niet dat Jezus van hem uit moet gaan, nee nu
springt hij uit de bood om de laatste negentig meter te zwemen, te waden en te
rennen. Wie zal hem nog kunnen scheiden van de liefde die daar is in Christus
Jezus? Wat een heerlijk moment, wat een vreugdevolle ontmoeting, wie van ons was
niet graag daar aan de oever van dat meer geweest? Daar zien we Jezus met om
Hem heen zijn geliefden, ze zagen het kolenvuur, de vis en het brood, Jezus had
van hen niets nodig, maar onderwees hen dat zij zonder Hem niets doen konden.
Hij zegt: ‘Brengt van de vissen die gij nu gevangen hebt.’ Als Petrus
het net op de oever trekt dan telt hij honderd drieënvijftig grote vissen,
zonder dat het net scheurt. Jezus nodigt hen: ‘Komt herwaarts, houdt het
middagmaal.’
Hoewel niemand het aandurfde om te vragen wie Hij was,
begrepen zij allen dat het Jezus, hun Messias was. Hij was en is de Kurios aan
wie zij gehoorzaamden. Hij deelde hen het brood en de vis. Een moment om nooit
te vergeten.

Zalig zijn zij die niet gezien
hebben en nochtans geloven. Zalig zij die in gehoorzaamheid het net aan de
andere kant werpen, zij zullen genieten dat God regeert. Allen die stoppen met
het leven te zoeken daar waar het niet te vinden is en in plaats daarvan te luisteren
naar de stem van de Heiland, zullen in Zijn nabijheid genieten, te eten en te
drinken en verzadigt te worden. Vrienden, het ‘komt herwaarts’, klinkt
ook vandaag nog door de mond van het evangelie: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen
die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28.’
Hij Die
waarlijk is opgestaan, gaf Zijn leven opdat zondaren weer verzoend zouden
worden met God de Vader. Kom dan, voor het eerst of opnieuw, tot inzicht dat in
Hem alleen het leven te vinden is. Waarom nog langer vissen op de plaatsen waar
niets te verwachten is? Waarom nog langer tobben zonder resultaat? Jezus heeft
gezegd: ‘Zonder Mij kunt gij niets doen.’ Laten we daar dan een wijze
les uit leren om van nu voortaan niets meer te willen doen zonder Zijn gunst.
Er is geen andere Naam onder de hemel gegeven waardoor wij moeten en kunnen
zalig worden dan de Naam van Jezus. Zie omhoog, verwacht het van God de Vader
door te vertrouwen dat onze zonden om Christus wil vergeven zijn en ga uit om
te vissen want de tijd is kort. Nog is het dag en nog is het nodig dat mannen
en vrouwen het evangelienet uitwerpen in deze wereld. Luister naar Gods stem en
gij zult vangen tot eer en glorie van Gods heilige Naam. 

Wilco Vos Veenendaal 14-04-2020