Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Een ding ontbreekt u

‘En ziet, er kwam een tot Hem, en zeide tot Hem: Goede Meester! Wat zal
ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe? En Hij zeide tot hem: Wat
noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan Een, namelijk God. Doch wilt gij in het
leven ingaan, onderhoud de geboden. Hij zeide tot Hem: Welke? En Jezus zeide:
Deze: Gij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen;
gij zult geen valse getuigenis geven; Eer uw vader en moeder; en: Gij zult uw
naaste liefhebben als uzelven. De jongeling zeide tot Hem: Al deze dingen heb
ik onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt mij nog? Jezus zeide tot
hem: Zo gij wilt volmaakt zijn, ga heen, verkoop wat gij hebt, en geef het den
armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, volg Mij.
Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele
goederen, Matth. 19:16-22.’

Nadat de Heere Jezus de
kinderen gezegend heeft, zien we een jonge man tot Jezus komen. Het is een
overste, een belangrijk persoon en hoewel hij zelf al op jonge leeftijd een
hoge positie bekleed, spreekt hij Jezus met respect aan als; “goede Meester”.
Uit deze woorden blijkt dat hij Jezus ziet als een goede leermeester, iemand
waar hij van kan leren. Hij vraagt: “Wat
moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?”
Het getuigt voor deze jonge
man dat hij ondanks zijn goede positie maar al te goed beseft dat er meer is
dan dat wat wij nu zien en beleven. Er is een eeuwig leven, een heerlijkheid
die God belooft aan allen die Hem vrezen. Hij is erom verlegen te weten hoe hij
daar deel aan krijgt. “Wat moet ik doen?”
zo klinkt zijn vraag. Een vraag die helaas maar al te weinig gesteld wordt.

Jezus antwoord: “Wat noemt gij mij goed?” Hij weet dat
deze jongeman Hem erkent als een goede leerraar maar niet als God, gekomen om
zondaren zalig te maken. Daarom zegt Hij: “Niemand
is goed dan God alleen.”
Net als Nicodemus, die eens tot Jezus kwam, in het
besef dat Hij van God gezonden was, moest ook deze jongeman leren dat het
ingaan in het Koninkrijk der hemelen op geen andere wijze mogelijk is dan door
Jezus alleen. Terwijl we in Markus 10 en Lukas 18 lezen dat Jezus zegt: “Gij kent de geboden”, schrijft
Mattheus: ‘Doch wilt gij in het leven
ingaan, onderhoud de geboden.’
Jezus laat hier uitdrukkelijk zien dat zij
die zich aan de geboden van God niet storen, geen deel zullen hebben aan het
Koninkrijk der hemelen. Hij noemt hem de bekende geboden: “Gij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet
stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; Eer uw vader en moeder,”
Markus
schrijft: “gij zult niemand tekort doen”,
waarbij we het gebod om niet te begeren wat van een ander is, ook omschreven
zien. Hoewel de Heere Jezus uit de tien geboden de laatste vijf geboden omschrijft
die gericht zijn op de naaste, vat hij ze ook nog eens samen door te zeggen: ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven.’
Want als wij onze naaste liefhebben dan zullen wij hem of haar niet doden, dan
zullen wij als man niet de vrouw van een ander nemen of als vrouw niet met een
andere man overspel bedrijven, we zullen niet stelen omdat het een ander
toebehoort, we zullen niet vals getuigen tegen een ander omdat de ander
daardoor te kort wordt gedaan, onze vader en moeder eren wij uit liefde en respect,
zij gaven ons het leven en namen ons bij de hand terwijl wij ontwikkelden tot
volwassenen.

De wet van God is geen
gevangenis maar een openbaring van Gods liefdevolle karakter dat ons wil
onderwijzen om te wandelen in gerechtigheid. Paulus zegt in lijn met het Oude
Testament en het onderwijs van Jezus: ‘Want
dit: Gij zult geen overspel doen, gij zult niet doden, gij zult niet stelen,
gij zult geen valse getuigenis geven, gij zult niet begeren; en zo er enig
ander gebod is, wordt in dit woord als in een hoofdsom begrepen, namelijk in
dit: Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelven. De liefde doet den naaste
geen kwaad. Zo is dan de liefde de vervulling der wet, Rom. 13:9,10.’
In
Galaten 5 zegt hij: ‘Want de gehele wet
wordt in een woord vervuld, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben,
gelijk uzelven, v14.’

Na deze woorden van Jezus
klinkt het antwoord van de jongeman: “Al
deze dingen heb ik vanaf mijn jonge jaren onderhouden, wat ontbreekt mij nog?”

Deze respectvolle jongeman kijkt terug op zijn leven, maakt de balans op en
komt tot de conclusie dat hij deze geboden niet heeft overtreden.

We zouden kunnen zeggen, dat
wij vandaag een voorbeeld kunnen nemen aan deze jongeman. Wie van ons heeft
altijd de naasten liefgehad als onszelf, de ouders gerespecteerd, de naasten
niet tekort gedaan, geen vals getuigenis gesproken, geen overspel gedaan en
niet gestolen of gedood? Als we nu even niet ingaan op de geestelijke diepte
van deze geboden, waarbij we moeten bedenken dat haten als doodslag gezien moet
worden, en met overspelige gedachten naar een vrouw kijken alreeds overspel is,
dan nog zullen niet veel van ons met de jongeman kunnen zeggen geen van deze
geboden overtreden te hebben. Met andere woorden, we hebben hier een oprechte
jongeman, vol respect voor Jezus, een onberispelijk leven en geen
onverschillige houding als het gaat om het toekomende. Kortom een man die we
graag als buurman of vriend zouden willen hebben. Maar wat ontbreekt hem dan
nog?

Vrienden, wat een diepe les
ligt er in de ontmoeting van deze voortreffelijke man met de Zaligmaker van de
wereld. Want juist door deze ontmoeting zien we dat er nog iets heel fundamenteels
ontbreekt aan het leven van deze man. Want naast deze overste, die
waarschijnlijk een jood was, zijn er ook boeddhisten, moslims, christenen, en
anderen, die hetzelfde zouden kunnen zeggen: “Al deze dingen heb ik van mijn jonge jaren onderhouden, wat ontbreekt
mij nog?”
Hoewel de samenleving gezegend zou zijn met dit soort mensen,
klinkt het antwoord van Jezus: “Een ding
ontbreekt u.”
(Mark. 10:21)

Want hoe vol liefde we ook
kunnen zijn naar onszelf en onze naasten, als wij God niet liefhebben met heel
ons hart en Hem niet op de eerste plaats stellen, dan ontbreekt het ons ten
diepste aan alles. Want God liefhebben boven alles en onze naasten als onszelf
is de samenvatting van heel de wet en de profeten. De wet en de profeten hebben
dit onderwezen en door hen te bestuderen ontdekken wij dat we God alleen kunnen
liefhebben door Jezus Christus, de Zaligmaker der wereld. Daarom zegt Jezus tot
de jongeman: ‘Zo gij wilt volmaakt zijn,
ga heen, verkoop wat gij hebt, en geef het den armen, en gij zult een schat
hebben in den hemel; en kom herwaarts, volg Mij.’
Je hebt een goed
karakter, je bent een respectabel persoon, je zoekt het eeuwige leven, ga dan
heen, verkoop alles wat je hebt, geef het aan de armen. Als je dat doet dan zul
je een schat hebben in de hemel, kom dan, neem het kruis op en volg Mij.

Petrus en Andreas, de vissers
uit Galilea, hebben eens de roep gehoord: ‘Volgt
Mij na, en Ik zal u vissers der mensen maken, Matth. 4:19.’
Zij verlieten
alles en volgden Jezus. Zo ook Mattheus de schrijver van het Evangelie, hij zat
in het tolhuis terwijl Jezus langskwam en hem riep: ‘volg Mij, Matth. 9:9.’ Hij stond op, liet zijn tollenaarsbestaan
achter en volgde Jezus. Het hele evangelie getuigt van de noodzaak om Jezus te
volgen, wat het ook mag kosten.

Maar deze jongen, hoe
voortreffelijk ook zijn getuigenis klonk, hoe hoog zijn positie ook was, met al
zijn respect voor Jezus en zijn zoektocht naar het eeuwige leven, had toch niet
zoveel liefde tot Jezus als Petrus, Andreas, Mattheus en vele anderen. Hij
hoorde de boodschap van Jezus en ging weg, verdrietig; ‘want’, zo staat er,
‘hij had vele goederen.’

Hoewel hij Jezus zag als de
goede Meester, was het toch teveel van het goede om al zijn goed achter te
laten en Jezus te volgen. Er was iets in zijn leven dat waardevoller was dan
Jezus. Het ontbrak hem nog aan dat ene ding, namelijk de waardeloosheid inzien
van het tijdelijke in het perspectief van het eeuwige en de heerlijkheid van
Jezus Christus zien in Wie Hij is, en wat het doel was van Zijn komst naar deze
aarde.

Een ding ontbreekt u… Je bent
er bijna… Maar bijna, is te kort… Op wie of wat stellen wij ons vertrouwen? Hoe
meer we hebben, hoe moeilijker het is om het los te laten. En toch, als ons oog
valt op Jezus en we in Hem de Zaligmaker ontdekken Die wij zo nodig hebben, dan
worden de grootste schatten waardeloos, dan wordt onze kennis dwaasheid, dan
schiet ons inzicht tekort en kunnen we niet anders dan alles achter laten om
Hem te volgen. Vrienden, leer van deze jongeman dat al uw goede daden
tekortschieten als u Jezus niet volgt. Zoek Jezus, leer Hem kennen, ontdek hoe
vol waarde Hij is, roept Hem aan terwijl Hij nabij is en laat u zaligen.
Amen. 

Wilco Vos Veenendaal 22-04-2018