Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare

‘En Jezus, Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide: Ik word
innerlijk met ontferming bewogen over de schare, omdat zij nu drie dagen bij
Mij gebleven zijn, en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet
nuchteren van Mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken. En Zijn
discipelen zeiden tot Hem: Van waar zullen wij zovele broden in de woestijn
bekomen, dat wij zulk een grote schare zouden verzadigen? En Jezus zeide tot
hen: Hoevele broden hebt gij? Zij zeiden: Zeven, en weinige visjes. En Hij
gebood den scharen neder te zitten op de aarde. En Hij nam de zeven broden en
de vissen, en als Hij gedankt had, brak Hij ze, en gaf ze Zijn discipelen; en
de discipelen gaven ze aan de schare. En zij aten allen en werden verzadigd, en
zij namen op, het overschot der brokken, zeven volle manden. En die daar gegeten
hadden, waren vier duizend mannen, zonder de vrouwen en kinderen. En de scharen
van Zich gelaten hebbende, ging Hij in het schip, en kwam in de landpalen van
Magdala, Matth. 15:32-39.’

Nadat de Heere Jezus enige
tijd het gebied rond het meer van Galilea had verlaten en in het gebied van
Tyrus en Sidon Zijn genadige ontferming had bewezen aan een hulpbehoevende,
heidense maar gelovige moeder, is Hij teruggekeerd naar het meer. Aan de
overkant van de Jordaan in het gebied van de heidenen heeft Hij bewezen de
Messias te zijn door alle zieken die tot Hem gebracht werden, te genezen. We
hebben gezien hoe Jezus Zijn gezegende vingers in de oren van de doofstomme man
stak, spuugde en de tong van de man aanraakte. Een zucht welde op uit het hart
van Jezus en terwijl Hij Effatha riep, werden de oren en de mond verlost van
gebondenheid. Hoe groot is onze God, zou voor Hem iets te wonderlijk zijn?
Allen die tot Hem kwamen vonden ontferming en genezing.

Het is in deze tijd dat Jezus
Zijn discipelen tot Zich roept en zegt: “Ik
word innerlijk met ontferming bewogen over de schare, omdat zij nu drie dagen
bij Mij gebleven zijn, en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet
nuchteren van Mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken.”
Wat een
liefde proeven we in deze woorden. Jezus de Zoon van God, Schepper van hemel en
aarde, ziet de mensen om Zich heen, ziet hun noden, verlost hen van hun
ziekten, spreekt woorden van leven over hen uit en is tegelijk vol zorg om hun
welzijn. Drie dagen lang zijn de mensen om Hem heen vergaderd, drie dagen
hebben zij Zijn wonderlijke werken gezien en genoten, drie dagen hebben zij
geluisterd naar Zijn onderwijs. Ondertussen is het meegebrachte voedsel
opgeraakt. Blijkbaar zijn de mensen zo aandachtig op Jezus gericht dat een
eventueel voedselgebrek hen niet van Hem kon afhouden.

Wat een gezegende samenkomst,
wie zou daar niet naar verlangen? In de openlucht, geen entertainment, geen
muziekteam, geen aanbiddingsleiders, geen luidruchtige drumstellen of orgels,
geen humor, vermaak, opwindende dans of een manipulerende prediking die angst
en gebondenheid veroorzaakt, maar een heilige, rechtvaardige Jezus is hier de
samenbindende factor. Drie dagen lang luisteren naar het Woord des Levens.
Verzadigd worden van wat Hij als het Brood des Levens uitdeelt. Dan, voordat de
mensen zich zorgen maken, nog voordat de discipelen Jezus een hint moeten geven
over de magen van de hoorders, blijkt Zijn zorg ook in deze. “Ik wil hen niet nuchter van Mij laten gaan,
opdat zij op de weg niet bezwijken.”

Horen we hier niet de echo van
de woorden die eens tot Elia kwamen? Als Elia moedeloos onder de boom ligt,
raakt God hem aan en zegt: “Sta op, eet,
want de weg zou voor u te veel zijn.”
(1 Kon. 19) Daar in Elia’s grote nood
ontmoet hij een ontfermende God, Diezelfde God ontfermt zich over het volk dat
nu drie dagen rondom Jezus vergaderd was. Diezelfde God is gisteren en vandaag
Dezelfde, tot in alle eeuwigheid. Jezus Zelf heeft ons geleerd om niet bezorgd
te zijn voor de dag van morgen, geen zorgen om eten, drinken, kleding en een
huis, want Vaders zorg is iedere dag weer nieuw. ‘Zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en al het
andere zal u worden toegeworpen.’
De waarheid van deze woorden blijkt al
jaren de praktijk te zijn in de levens van hen die op God vertrouwen. Toch is
het iedere keer weer opnieuw een oefening om niet bezorgd te zijn maar ons op
God te richten. De ervaringen vanuit het verleden blijken niet altijd houvast
te geven. De grond van ons vertrouwen is niet te vinden in het verleden maar in
God en God alleen.

Sommigen van ons kunnen
misschien spreken van grote wonderlijke uitreddingen waar alleen God de eer van
toekomt en tegelijk moeten we dan ook eerlijk bekennen dat deze uitreddingen op
zichzelf geen garantie zijn voor ons geloof in de stormen van het leven. Kijk
naar het volk Israël, ze zijn wonderlijk gered uit de hand van de vijand en
door de Rode zee geleid. Is niet gebleken dat alle wonderen hen niet konden
weerhouden van het mopperen en klagen tegen God? Wat een les. Als gezin hebben
wij Gods trouwe Vaderzorg vaak op bovennatuurlijke wijze meegemaakt en toch
blijkt het iedere keer weer moeilijk te zijn om niet te zien op de
omstandigheden maar op God Die al onze nood kent. Ook in het leven van de
discipelen zien we dat zij veel moesten leren. Hoeveel wonderen hadden zij niet
genoten, waren zij onlangs niet getuige van de wonderlijke vermeerdering van
broden die zij mochten delen aan de vijfduizend mannen met hun vrouwen en
kinderen? En nu, nu er opnieuw een grote schare hongerige mensen zit, vragen
zij aan Jezus: ‘Van waar zullen wij
zovele broden in de woestijn bekomen, dat wij zulk een grote schare zouden
verzadigen?’

Het heeft mij vaak verbaasd
dat de Heere God ons in ons kleine geloof niet van zich vandaan stoot, ons als
het ware niet boos aankijkt maar uithelpt en bewijst de Bron van alle goed te
zijn. Zo ook nu, op de vraag van de discipelen antwoord Hij: ‘Hoeveel broden hebt gij?’ Er blijken
zeven broden en een paar visjes te zijn. Jezus laat de schare zitten, neemt de
zeven broden en de vissen, dankt de Vader, breekt het brood en laat het door
Zijn discipelen uitdelen. Vierduizend mannen met hun vrouwen en kinderen worden
gevoed uit Jezus hand. Is het geen wonder? Normaal gesproken gaat er aan een
brood een heel proces vooraf. Er is een akker die wordt geploegd, er wordt
gezaaid, geoogst, gedorst, gemalen en gebakken voordat we kunnen eten van het
brood, maar hier in Jezus gezegden handen zien wij hoe voor Hem de Schepper van
hemel en aarde niets te wonderlijk is.

Ik moet denken aan het moment
dat wij als gezin bezoek kregen van wat broeders uit het buitenland. Terwijl
wij spraken over het leven met de Heere en gevraagd werden hoe wij rondkwamen
van het leven als Evangelist, vertelden wij hoe het ondanks de vaak moeilijke
perioden, een bijzondere zegen is om uit Vaders hand te leven. We vertelden,
hoe we vaak in de grootste nood op het gebed werden uitgeholpen. Eens zaten wij
aan tafel om te bidden voor Gods zegen en dat terwijl er geen eten op tafel
was. Terwijl wij dankten, ging de bel, na het amen liepen wij naar de deur en
zagen daar niemand maar wel het zo broodnodige voedsel. Wat was het goed om te
getuigen van zoveel goedheid. De Heere is goed, Hij is een horend God en
ontfermd zich op het gebed. We hebben de Heere samen gedankt voor Zijn goedheid
en ons leven met dat wat voor ons ligt in Zijn hand gelegd. Samen gingen we er
even op uit en bij thuiskomst zouden ze bij ons wat eten. Hoe groot was de
blijdschap en stille verwondering toen we bij thuiskomst een zak broden aan de
deurknop zagen hangen. Was dat niet een wonder precies op de juiste tijd? Onze
gasten wisten uit eigen ervaring dat de God van Elia leeft en zagen dit nu nogmaals
onderstreept. Wat hebben wij een gezegende maaltijd genoten. Hoe heerlijk om
samen de zegeningen uit Zijn hand te genieten. Hem komt toe alle lof eer een
aanbidding.

De vierduizend mannen met
vrouwen en kinderen werden verzadigd uit Jezus hand en zagen hoe er nog zeven
volle manden overbleven. Zeven, het getal van de volheid, zeven broden en zeven
manden, wat een volheid is er te vinden in onze God, Hij zorgt, voor Jood en
heiden, ja een volheid van volkeren en allen die op Hem betrouwen zullen nooit
beschaamd uitkomen.

Vrienden, wat uw zorg ook is,
verlaat u op Jezus, zoek Hem in de eerste plaats. Bij Hem is alles te vinden,
zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en Hij zal voor het
overige zorgen. Betekent dat dan dat we allemaal kunnen stoppen met werken en
hele dagen in de Bijbel moeten gaan lezen. Nee! God roept een ieder van ons tot
een taak en die taak hebben wij te vervullen met vlijt en toewijding, wat die
taak ook is, wij mogen er invulling aan geven in afhankelijkheid van God en in
het besef dat we het voor Hem doen. Laat heel uw leven in het teken van
dankbare aanbidding staan. Als u Jezus nog niet kent als uw Verlosser en
Zaligmaker, ga dan niet slapen voordat u uw leven hebt overgeven. Broeders en
zuster, laten wij met elkaar goed spreken over God en ons leven aan Hem
toevertrouwen ook als de nood soms groot is, Zijn ontferming is er ook vandaag.
Looft de Heere. Amen.

Wilco Vos Veenendaal 22-01-2019