Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Ik zal u ook één woord vragen

En als Hij in den tempel gekomen was, kwamen tot Hem, terwijl
Hij leerde, de overpriesters en de ouderlingen des volks, zeggende:
Door wat macht doet Gij deze dingen? En Wie heeft U deze macht
gegeven? En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Ik zal u ook een
woord vragen, hetwelk indien gij Mij zult zeggen, zo zal Ik u ook
zeggen, door wat macht Ik deze dingen doe. De doop van Johannes, van
waar was die, uit den hemel, of uit de mensen? En zij overlegden bij
zichzelven en zeiden: Indien wij zeggen: Uit den hemel; zo zal Hij
ons zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? En indien wij
zeggen: Uit de mensen: zo vrezen wij de schare; want zij houden allen
Johannes voor een profeet. En zij, Jezus antwoordende, zeiden: Wij
weten het niet. En Hij zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet, door wat
macht Ik dit doe, Matth. 21:23-27.’

Het
is alweer twee dagen geleden dat Jezus op het ezelsveulen Jeruzalem
is binnengereden. Twee dagen geleden weende Hij over Jeruzalem, die
haar Messias niet heeft erkend als de Koning der Koningen. De
Hosanna’s hebben geklonken, de Tempel is door Jezus voor de tweede
keer met Goddelijke autoriteit gereinigd, de zieken werden genezen en
de kinderen zongen tot eer van God de Vader toen zij Jezus als de
Zone Davids toezongen. De veelbelovende maar vruchteloze vijgenboom
is verdord onder de vloek van Jezus, waarbij Hij de droevige les
onderwees dat het Israël dat zo bevoorrecht was en er veelbelovend
uitzag, niets anders was dan vruchteloos en daarom de vloek zou
dragen.

Wat
een lessen in die drie dagen, lessen voor Israël maar ook lessen
voor ons, wie we ook zijn. De les die wij moeten leren is, dat God
een genadig en Barmhartig God is Die geen lust heeft in de dood van
de goddeloze maar daarin dat hij of zij zich bekeert en leeft. Zo
heeft Hij Israël verkoren om een licht te zijn in deze wereld.
Israël ontving het verbond, de wetgeving, de schaduwdiensten die
spraken van de komende verzoening en de feesten, die allen zo
heerlijk het heil in Christus bekendmaken. Maar toch heeft het
grootste deel van Israël, niet willen buigen voor de levende God,
zij hebben Hem niet geëerd met een hart vol liefde en overgave. Zij
hebben Jezus niet erkend als hun Koning en Zaligmaker. Maar voordat
we wijzen naar het ongelovige deel van Israël moeten wij bedenken
hoeveel zegeningen Nederland heeft ontvangen en dan de vraag wat wij
daarmee hebben gedaan. Als wij eerlijk zijn, dan moeten wij
concluderen dat Nederland zich verder van God heeft afgekeerd dan
ooit tevoren. Hoelang zal Nederland nog door kunnen gaan op deze
verschrikkelijke Goddeloze weg? Maar voordat we naar het goddeloze
deel van Nederland wijzen, dan is het goed om onszelf de vraag te
stellen: Hoe is mijn leven? Is Jezus mijn Messias, Zaligmaker en
Koning? Heb ik Hem zo lief dat ik verlang om zo te wandelen als Hij
gewandeld heeft? Kunt u met Johannes zeggen, dat u Hem liefheeft
omdat Hij u eerst heeft liefgehad? Dan zal het volgen van Hem geen
zware last zijn maar een heilige vanzelfsheid, dan verlangt u ernaar
om heilig te zijn zoals uw hemelse Vader heilig is. Maar lieve
vrienden, bedenk dat als u niet wilt buigen voor Jezus de Zaligmaker,
u Hem straks zult ontmoeten, of u nu wilt of niet, als de Koning der
koningen en dan zal Hij als Rechter een rechtvaardig vonnis over u
vellen en u vervloeken tot in eeuwigheid. Kies dan nu vandaag wie u
dienen wilt! Het is of God de Schepper van hemel en aarde, door te
geloven in Christus Jezus, of iets anders, hoe u het ook noemen wilt,
het één is ten leven het ander tot de dood.

Jezus
is opnieuw in de tempel gekomen. Hij verkondigde het Evangelie (Lukas
20:1) en terwijl Hij dit heerlijke levensreddende werk vervulde,
kwamen de overpriesters, Schriftgeleerden en ouderlingen tot Hem.
Zouden deze bestuurders van het volk ook begerig zijn naar de
boodschap van redding en genade? Zij waren toch degenen die het volk
onderwezen en erop toe zagen of het volk wandelde in de wegen van
God? Maar nee, hun harten waren niet begerig naar het onderwijs van
Jezus, zij ergerde zich aan Zijn optreden en verlangden naar de dag
dat Hij zwijgen zou. Zij waren de door God aangestelde oversten van
het volk, onder hun toezicht en met hun goedkeuring was de Tempel tot
een rovershol geworden en dat had Jezus wel heel duidelijk gemaakt.
Het volk liep achter Hem aan en dat moest maar eens afgelopen zijn.
Midden in Zijn rede vielen zij Hem lastig. Zij stoorden er zich niet
aan dat de Heiland met een hart vol liefde en bewogenheid het volk
het Koninkrijk der hemelen onderwees. ‘Door wat macht doet Gij
deze dingen? En wie heeft U deze macht gegeven?’
Klinkt hun
onderzoekende vraag. Met andere woorden; “Hoe komt U erbij om de
dingen die U doet, te doen? Hebben wij U deze macht gegeven, was het
God of waren het de Romeinen?”

Jezus
Die hun harten door en door kende, had hen met Goddelijke autoriteit
kunnen wegsturen, Hij had hen kunnen bestraffen maar Hij stelde hen
een wijze vraag. Een vraag die hen zou confronteren met hun eigen
ongeloof. O dat vreselijke ongeloof dat zich zo vroom verpakt voor
kan doen, dat vrome ongeloof dat zoveel duizenden zielen in het
verderf heeft gestort en nog dagelijks stort. Wee die blinde
leidslieden die dit op hun geweten hebben. Jezus antwoord Zijn
ondervragers: ‘Ik zal u ook een woord vragen, hetwelk indien gij
Mij zult zeggen, zo zal Ik u ook zeggen, door wat macht Ik deze
dingen doe.’
Nee, Jezus werpt geen parelen voor de zwijnen, Hij
is niet uit op een verhitte discussie maar stelt hen eenvoudig een
vraag die zij moeten beantwoorden: ‘De doop van Johannes, van
waar was die, uit den hemel, of uit de mensen?’
Wat een
Goddelijke wijsheid openbaart Jezus hier. Eén vraag en de hele
discussie wordt voorkomen. Hier zien we de functie van het
tweesnijdende zwaard. Hoe ze ook zouden reageren, ze zouden zich
snijden. Ze overleggen met elkaar: ‘Indien wij zeggen: Uit den
hemel; zo zal Hij ons zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd?
En indien wij zeggen: Uit de mensen: zo vrezen wij de schare; want
zij houden allen Johannes voor een profeet.’

Johannes,
van God gezonden, had gesproken dat Hij de stem was die riep in de
woestijn: ‘Maakt de weg des HEEREN recht, zoals Jesaja de
profeet heeft gesproken.’
Hij riep op tot bekering omdat het
Koninkrijk der hemelen nabijgekomen was. Zij die kwamen, zijn woord
geloofden en gehoorzaamden, bekeerden zich van hun zonden en lieten
zich dopen. Maar toen hij de Farizeeën en de Sadduceeën zag komen,
sprak hij: ‘Gij adderengebroedsels! Wie heeft u aangewezen te
vlieden van den toekomenden toorn?’
Johannes sprak met de
autoriteit die God hem gegeven had, Hij was niet bang voor de
godsdienst maar ontmaskerde haar. Johannes besefte dat Hij de
voorloper was van de komende Messias, daarom zei hij: ‘Ik doop u
wel met water tot bekering; maar Die na mij
komt, is sterker dan ik,
Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; Die zal u met
den Heiligen Geest en met vuur dopen.’
Als Hij Jezus ziet komen
zegt hij: ‘Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!
Deze is het, van Welken ik gezegd heb: Na mij komt een Man, Die voor
mij geworden is, want Hij was eer dan ik. En ik kende Hem niet; maar
opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom ben ik gekomen,
dopende met het water. En Johannes getuigde, zeggende: Ik heb den
Geest zien nederdalen uit den hemel, gelijk een duif, en bleef op
Hem. En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft, om te dopen
met water, Die had mij gezegd: Op Welken gij den Geest zult zien
nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het, Die met den Heiligen
Geest doopt. En ik heb gezien, en heb getuigd, dat Deze de Zoon van
God is, Joh. 1:29-34.’
Johannes heeft op duidelijke wijze
gesproken dat Jezus de Zoon van God is. De mensen hielden Johannes
voor een profeet en als men Johannes geloofde dan moest men ook Jezus
wel geloven.

Nu
stonden de oversten, de Schriftgeleerden en de oudsten van het volk
met een mond vol tanden. Want als zij zouden zeggen dat Johannes van
God gezonden was, dan zouden ze daarmee ook de macht van Jezus als
aan God moeten toeschrijven. Dit wilden zij niet. Maar als zij zouden
zeggen dat Johannes van de mensen de macht gekregen had, dan zou het
volk in opstand komen, want zij hielden hem voor een profeet. We zien
hier hoe de bestuurders van het volk meer bevreesd zijn om het volk
tegen zich te krijgen dan dat zij terugdeinzen om Jezus te vangen en
in diskrediet te brengen. Ze kunnen niets anders antwoorden dan: ‘Wij
weten het niet.’
Waarop Jezus antwoord: ‘Zo zeg Ik u ook
niet, door wat macht Ik dit doe.’

In navolging van Jezus is het beter om zinloze discussies te
vermijden. Soms is één woord genoeg om een lange woordenstrijd, met
als resultaat harde en koude harten, te voorkomen. Het Woord van God
en alles wat het Koninkrijk der hemelen aangaat, zijn te kostbare
parels om door zwijnen te laten vertrappen. Waarom zouden wij
discussiëren over Goddelijke waarheden met hen die niet op zoek zijn
naar de Waarheid? Als men niet gelooft dat God de Schepper van
hemel en aarde is, hoe zal men dan in Hem geloven? Als men niet
gelooft dat de Bijbel van Genesis tot Openbaring Gods heilige Woord
is, hoe zal men dan in God geloven? Als iemand niet gelooft dat hij
of zij een zondaar is, hoe zal hij of zij dan geloven in de Heere
Jezus Christus Die Zichzelf overgaf tot in de dood om zondaren te
redden? Als u niet gelooft dat God de Vader Zijn Zoon zond om u te
redden, dan maakt u Hem tot een leugenaar en heeft het geen zin om
verder te discussiëren over Goddelijke waarheden. Vrienden, aan u en
mij de vraag: Behoren wij bij de groep onverschilligen waaronder we
ook de discussiërende vrome ongelovigen rekenen of behoren wij bij
hen die in de Heere Jezus Christus het Lam Gods hebben leren kennen,
Die om onze zonden de dood is ingegaan? Hij is opgestaan! Hij leeft
en allen die in Hem geloven zullen nooit beschaamd worden. Amen. 

Wilco Vos Veenendaal 10-06-2019