Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Pas op en kijk uit voor de zuurdesem van de farizeeën en de sadduceeën

‘En als Zijn discipelen op de andere zijde gekomen waren, hadden zij vergeten
broden mede te nemen. En Jezus zeide tot hen: Ziet toe, en wacht u van den
zuurdesem der Farizeen en Sadduceen. En zij overlegden bij zichzelven,
zeggende: Het is omdat wij geen broden mede genomen hebben. En Jezus, dat
wetende, zeide tot hen: Wat overlegt gij bij uzelven, gij kleingelovigen! Dat
gij geen broden mede genomen hebt? Verstaat gij nog niet? En gedenkt gij niet
aan de vijf broden der vijf duizend mannen; en hoevele korven gij opnaamt? Noch
aan de zeven broden der vier duizend mannen, en hoevele manden gij opnaamt? Hoe
verstaat gij niet, dat Ik u van geen brood gesproken heb, als Ik zeide, dat gij
u wachten zoudt van den zuurdesem der Farizeen en Sadduceen. Toen verstonden
zij, dat Hij niet gezegd had, dat zij zich wachten zouden van den zuurdesem des
broods, maar van de leer der Farizeen en Sadduceen, Matt. 16:5-12.’

De farizeeërs en de
sadduceeërs vroegen Jezus om een teken van de hemel. Hoewel velen van het volk
in Jezus de Messias zagen en moesten erkennen dat Hij deze tekenen en wonderen
alleen kon doen omdat God met Hem was, wilden de farizeeërs en de sadduceeërs
niet in Hem geloven. Zij drongen Hem om een teken te doen, maar wie van ons kan
God dwingen een teken te geven? De satan verzocht Jezus maar kreeg niet wat hij
verlangde, zo ook hier, zij die met een ongelovig, boos en overspelig hart,
Jezus om een teken vragen. In Markus 8 lezen we dat Jezus zwaar zuchtte in Zijn
geest. Het is wat om de leidslieden van het volk voor je te hebben en te zien
en horen hoe vals ze zijn en hoe ze de mensen op een dwaalspoor brachten met
hun mooie praatjes. Het teken van Jona, dat is waar zij genoegen mee moesten
nemen. De zondige mensen van Ninevé, die zich bekeerden op de prediking van
Jona, daar konden ze een voorbeeld aan nemen. Wat is het onderwijs van Jezus
toch scherp. Hier stond Hij tegenover de mannen van aanzien, zij die het volk
het goede voor moesten houden en waar veel mensen tegen op keken. Jezus
bestraft hen openlijk als geveinsden, als mensen die zich wel mooi voordoen
maar vanbinnen niet deugen. Dan keert Hij hen de rug toe en vertrekt met Zijn
discipelen.

In de boot, op weg naar de
overkant, ontdekken de discipelen dat ze maar één brood bij zich hebben (Mark.
8:14). Terwijl ze zich richten op het brood en beseffen dat ze vergeten zijn
genoeg mee te nemen, zegt Jezus: ‘Ziet
toe, en wacht u van den zuurdesem der Farizeen en Sadduceen.’
Ze kijken
elkaar aan, overleggen met elkaar en komen tot de conclusie dat Jezus deze
opmerking maakt omdat ze niet genoeg brood hebben meegenomen. Hoe natuurlijk,
logisch is hun reactie. Ze zijn toch met brood bezig, dan zal die opmerking
over zuurdesem wel doelen op de vergeten broden. We zien hier dat de
volgelingen van Jezus nog veel moesten leren, ze hadden met al hun zorg om eten,
niet in de gaten dat ze Jezus aan boord hadden, Jezus de Zoon van God, Hij Die
alle macht heeft in de hemel en op de aarde. Zojuist hebben ze gehoord hoe
Jezus met de farizeeërs en de sadduceeërs sprak en hen bestrafte, en nu Hij het
over de zuurdesem van de farizeeërs en de sadduceeërs heeft, denken ze aan
brood, want dat hadden ze nodig.

Wat is toch een mens, je zou
bijna verwachten dat Jezus nu ook zuchtte. Begrepen Zijn discipelen dan nog zo
weinig? ‘Verstaat gij nog niet?’ Denken
jullie dan niet aan het moment dat de vijfduizend mannen met hun vrouwen en
kinderen gevoed werden uit vijf broden en aan de volle korven die toen
overbleven? Of aan de zeven broden waaruit vierduizend mannen met hun vrouwen
en kinderen gevoed werden en er ook volle korven overbleven? Zou dan nu één
brood, in de gezegende handen van Jezus, niet genoeg zijn om die paar monden te
voeden? Hoewel de les die Jezus hier aan Zijn discipelen wil leren helemaal
niet over brood gaat, kunnen we hiervan leren dat zorgen maken niet goed is.
Tegelijk zien we dat de ervaringen uit het verleden geen garantie zijn voor
vertrouwen in de toekomst. Wat zij hadden ervaren kon hen nu blijkbaar niet
weerhouden om te tobben over dingen die van ondergeschoven belang waren. Laten wij
eerlijk zijn, wij kunnen onszelf niet verheffen boven de discipelen. Wij allen
kunnen spreken van bijzondere momenten die we alleen kunnen toeschrijven aan de
God van hemel en aarde en toch zijn die ervaringen, hoe heerlijk ook, voor ons
geen vaste grond om op te staan. Als er zorg op ons pad komt, kunnen we het
niet doen met wat er was, maar hebben wij geloof in God nodig. Toch is het wel
zo dat ons geloof geoefend wordt door de omstandigheden heen. Als het goed is
leren we door alles heen, stil en gerust te zijn in de wetenschap dat Vader
voor ons zorgt. Laten wij ons in de stormen van het leven vasthouden aan het
Woord van God en Zijn beloften, laten wij zien op Jezus de Overste Leidsman en
Voleinder van het geloof, met Hem komen wij nooit beschaamd uit. Als Hij in de
jaren die achter ons liggen heeft gezorgd, zou Hij dan ook vandaag en morgen
niet zorgen? Wij moeten leren om per dag onze zorg aan God toe te vertrouwen.
Persoonlijk vind ik het een moeilijke les, God is goed maar tegelijk bemerk ik,
dat ik ondanks Zijn goedheid, toch vaak gedrukt kan worden door de zorgen, die
mij dan beletten om met vreugde het werk te doen dat God mij heeft opgedragen.
Steeds opnieuw moet ik leren wat vertrouwen is en “nee” zeggen tegen de boze
die ons probeert te strikken en bang wil maken voor de dag van morgen. Ik hoop
dat het bij u anders is, mocht het toch zo zijn dat u eens bezorgd bent, richt
dan uw oog op Christus die gezegd heeft dat wij de vogeltjes te boven gaan en
nog nooit heb ik een bezorgde vogel gezien. Geniet van hun geluiden en
verheerlijk samen met hen onze God, Die het zo waard is.

Jezus sprak: ‘Hoe verstaat gij niet, dat Ik u van geen
brood gesproken heb, als Ik zeide, dat gij u wachten zoudt van den zuurdesem
der Farizeen en Sadduceen.’
Toen begrepen zij dat Hij niet over brood sprak
maar over de leer van de farizeeërs en de sadduceeërs. De echo van het gesprek
met de farizeeërs en de sadduceeërs klinkt als het ware nog na. Maar nu in de
rust met hun Meester, wijst Hij Zijn discipelen op het gevaar van de
geveinsdheid (Luk. 12:1).

Wat een vuil iets is toch de
geveinsdheid. Het doet zich beter voor dan het er in werkelijkheid voorstaat.
Ik geloof dat geveinsdheid en hoogmoed vaak samen opgaan en is dat geen oorzaak
van ontzettend veel problemen? Men ziet hoog op tegen een bepaald persoon, de
persoon weet zich bekeken en doet er alles aan om in de schijnwerpers te
blijven. Het hart dat net zo vuil is als de harten van alle mensen weet zich
gevleid, koestert de aandacht en zal ervoor waken dat er een realistisch beeld
ontstaat. Deze rol van geveinsdheid of schone schijn, kan alleen door Goddelijk
ingrijpen worden verstoord. Ieder mens moet tot de ontdekking komen dat al onze
gerechtigheden voor God niets zijn dan een weg te gooien kleed. Met andere
woorden; onze beste daden komen bij God niet in aanmerking om daarmee onze
zonden, hoe klein of groot ook, weg te kunnen werken. Als wij eerlijk zijn
geworden voor onszelf, dan kunnen we elkaar recht in de ogen kijken en belijden
dat we alleen van genade kunnen leven. God hersteld Zijn beeld in hen die zich
aan Hem overgeven, zij die geloven dat alleen Christus gerechtigheid ons kan
redden van het oordeel, en schuilen achter Zijn bloed, weten dat zij van nature
geen haar beter zijn dan wie dan ook.

Vrienden, wat zou het mooi
zijn als wij met elkaar deze les leren. Als wij vanaf nu onszelf nooit meer
beter voor zouden doen dan we zijn, maar juist met onze gebreken, zondige
verlangens of bezorgdheid vluchten tot Jezus. Dan is er hoop, want dan zal Hij
ons helpen en Zijn liefde zal ons doen omzien naar elkaar. Waarom zou ik mij
beter voelen dan mijn dronken buurman, mijn gescheiden familielid, mijn gierige
broeder en mijn overspelige collega? Waarom vanuit de hoogte neerzien op de
zwerver in de stad, de gameverslaafde jongen, het blowende meisje of die
onbegrepen jongen die zoveel liefde heeft gemist en met een geweer dood en
verderf heeft aanricht? Wij kunnen het verschil maken als wij eerlijk zijn voor
onszelf en verlangen naar een hart dat vol is met de liefde van God. Als wij
uitreiken naar de mensen om ons heen en hen bekijken door de ogen van God, dan
kunnen wij iets laten zien van de liefde van Christus.

Pas op voor de geveinsdheid,
die zelfs onze liefdadigheid kan overschaduwen. Onze liefdadigheid kan pas puur
zijn als ons hart eerlijk is geworden voor God en onszelf. Pas op voor de
geveinsdheid, in het onszelf beter voordoen dan we zijn. Is dit niet de grote
valstrik van de farizeeër, die zo vaak in ons hart de kop kan opsteken? De
farizeeër dacht met al zijn eigen werken in een goed blaadje te komen bij God. Zij
die op dit pad wandelen hebben geen oog voor Gods liefde die ons is geopenbaard
in Christus Jezus. Het is niet wat wij doen voor God, maar wat God gedaan heeft
voor ons. Van genade mogen, ja moeten wij leven, wil het wel zijn met onze
ziel. ‘Een weinig zuurdesem verzuurt het
gehele deeg, Gal. 5:9.’
Sommigen van ons verwachten het van hun goede
werken en hopen daarmee Gods ontfermende genade te ontvangen. Helaas, hoe goed
bedoeld misschien ook, het is niets dan vijandschap tegen Gods genade. Christus
heeft de prijs betaald, Zijn bloed reinigt van alle zonden. Er is geen
verbetertraject nodig om tot Christus te komen, het is zelfs niet mogelijk,
want hoe denken wij ons hart te kunnen verbeteren zonder Gods ontfermende
genade? Pas op voor de zuurdesem van de farizeeërs en de sadduceeërs. Er is nog
zoveel meer te zeggen over dit verkeerde zuurdesem. Denk aan een zonde die
“misschien oogluikend” wordt toegelaten en een heel gezin, familie of gemeente
kan verwoesten. Denk aan die wettische ijver die, hoe goed bedoeld ook, niet
wil leven van genade en zichzelf wil opwerken tot een beter mens. Sommigen
hebben hun wandel in het geloof verwisseld voor een wandelen in de werken van
de wet. Het begon zo geestelijk maar het is vleselijk en vreselijk geëindigd.
Geve God ons de geest van onderscheid, een ootmoedig hart en overvloedige
liefde. Amen.

Wilco Vos Veenendaal 30-01-2019