Volg ons op YouTube

Kom over naar de gevangenis van Macedonië. (Handelingen 16 deel 2)

‘En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden, 2 Tim. 3:12.’

Wat zullen Paulus, Silas, Timótheüs en Lukas bemoedigd zijn geweest bij het zien van de vrucht op hun spreken. De verkondiging van Jezus Christus en Dien gekruisigd in Filippi, is niet zonder vrucht gebleven. De Heere opende het hart van Lydia toen de liefelijke klanken van het Evangelie haar bereikten. Daar werd voor haar ogen de Zaligmaker geschilderd, ze zag als het ware hoe het bloed van Jezus stroomde om haar zonden weg te wassen. Zij mocht geloven dat Zijn bloed haar reinigde van alle zonden. Wat een vrede, vreugde en zalige gemeenschap zal dat geweest zijn in dat huis in Europa, waar als het ware de eerste christengemeente was ontstaan.

Nu trekken de broeders, bemoedigd weer verder en ontmoeten zij een slavin met een waarzeggende geest. Een vrouw, geleidt door de duivelse geest van Python (Apollo) waaraan de afgodische mensen in Filippi veel waarde hechtten. Zij voorspelde de toekomst en zodra de bijgelovigen zagen dat haar voorspelling uitkwam, stroomde het geld binnen. Voor haar meesters was zij een grote bron van inkomsten. Als Paulus met zijn broeders langskomt roept zij: ‘Deze mensen zijn dienstknechten Gods des Allerhoogsten, die ons den weg der zaligheid verkondigen.’ Het was de hele waarheid maar Gods getuigenis heeft geen getuigenis van de duivel nodig. De boze zit niet stil, hij was niet verblijd met de komst van het Evangelie in deze plaats van afgoderij. Hij weet dat de boodschap van Gods redding en genade door het bloed van Jezus Christus, een grote kracht is. Een kracht die gevangenen bevrijd uit de klauwen van de slavernij. Daar waar Gods genade gaat schitteren, komt de duivel om verwarring, onrust en verdeeldheid te zaaien. Hij siddert voor Jezus Naam en doet er alles aan om het werk van God verdacht te maken. Nadat zij vele dagen achter elkaar blijft roepen, gebied Paulus in Jezus naam de duivel van haar uit te gaan. De vrouw wordt verlost van haar duivelse geest en als haar meesters dat zien worden zij boos. Hun bron van inkomsten is ineens waardeloos geworden. Paulus en Silas worden gegrepen en bij de stadsbestuurders gebracht. ‘En als zij hen tot de hoofdmannen gebracht hadden, zeiden zij: Deze mensen beroeren onze stad, daar zij Joden zijn. En zij verkondigen zeden, die ons niet geoorloofd zijn aan te nemen noch te doen, alzo wij Romeinen zijn, Hand. 16:20,21.’ De echte rede waarom zij Paulus en Silas gegrepen hadden, vertellen zij niet. Zij stellen Paulus en Silas voor als oproermakers, als mannen die onrust veroorzaken omdat zij Joden zijn en hele andere gewoonten verkondigen dan dat zij als Romeinen gewend zijn en mogen aanvaarden.

Hoe zien we hier het werk van de boze, de afgunst en de haat tegen het werk van God en de verkondiging van de genade boodschap. De Romeinen leefden naar eigen inzichten, accepteerden de vele verschillende godsdiensten maar waren vol vijandschap tegen de enige ware Godsdienst. Vandaag is er niet veel veranderd. Ook vandaag klinkt de roep om eenheid, of we nu geloven in God, Boedha, Allah of onszelf, het is goed, zolang wij maar niet spreken over Jezus Christus en Dien gekruisigd als de enige Weg tot het leven. Ook binnen de kerkelijk cultuur horen we de oproep tot eenheid, een eenheid in verscheidenheid of we nu rooms, reformatorisch, gereformeerd of evangelisch zijn. Maar hoe de mensen ook streven naar een vrede in de wereld of in de kerk. Er is geen vrede buiten het kruis van Golgotha. En juist de boodschap van het kruis als het eindpunt van ons oude leven en het beginpunt van het nieuwe leven, maakt scheiding. De duivelse vijandschap die we zagen toen het Evangelie voor het eerst in Europa werd gepredikt, zien we ook vandaag. Laat ieder geloven wat hij wil, maar spreek niet over zonde, oordeel en de verzoening in Jezus Christus alleen. Laat ieder zijn normen en waarden hebben maar spreek niet over Gods norm.

Zij die in de voetsporen van de Heere Jezus, de discipelen en apostelen, de mensen oproepen tot bekering en geloof in de Heere Jezus Christus, ja tot een leven naar het Woord van God, die zullen vervolgd worden. ‘De discipel is niet boven den meester, noch de dienstknecht boven zijn heer. Het zij den discipel genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht gelijk zijn heer. Indien zij den Heere des huizes Beelzebul hebben geheten, hoeveel te meer Zijn huisgenoten! Matth. 10:24,25.’ De boze gaat nog steeds tekeer en zal alles in het werk stellen om hen de mond te snoeren die niets anders meer kunnen dan de Naam van Jezus Christus onder de mensen te verkondigen. ‘En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden, 2 Tim. 3:12.’ We zien hoe Paulus en Silas daar staan voor de hoofdmannen, de magistraten, zij die verantwoordelijk waren voor de openbare orde. Alle mensen komen als één menigte tegen Paulus en Silas in opstand. De vijandschap straalt hen uit de ogen, bij het zien van deze vijandschap horen wij als het ware de echo: “kruist Hem, kruist Hem.” de kleren worden hen van het lijf gescheurd en Paulus en Silas worden in navolging van Jezus, gegeseld. Waarom, wat hebben zij kwaad gedaan? Wel, zij hebben de mensen verteld dat er een Verlosser is, Die leeft en regeert, Jezus is Zijn Naam.

We zien hier een bovennatuurlijke strijd. Paulus en Silas wisten het, zij hadden niet te strijden tegen vlees en bloed maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. (Efeze 6:12) Hier werd een strijd gestreden tussen God en de duivel. Hier mochten Paulus en Silas staan als de ambassadeurs van de hemel, met een hemelse boodschap en een hemelse vreugde in hun hart. Welke gesel, welke macht zou de vrede uit hun hart kunnen roven?

Nadat zij vele slagen hebben gekregen, worden zij in de gevangenis geworpen. De stokbewaarder of cipier gehoorzaamt aan zijn opdrachtgevers en sluit Paulus en Silas op met hun voeten in het blok. Was dit nu het einde van hun reis, was dit het einde van hun leven? Was dit nu de uitkomst van het hemelse gezicht dat Paulus gezien had? ‘Kom over naar Macedonië en help ons’ Moesten zij overkomen om geslagen te worden en om in de gevangenis te belanden? Wat een weg, wat een toestand, waar is God?

We lezen niet dat Paulus en Silas teleurgesteld zijn, we lezen niet dat zij opstandig zijn geworden. Toch kan het stormen in het hart van hen die de Heere willen volgen. In het leven met de Heere gaan we vaak zulke onbegrijpelijke wegen. Het zijn wegen die zo tegen ons natuurlijke denken ingaan. Wij worden voor keuzes geplaatst die niet te maken zijn met menselijke redekunst maar door het eenvoudige geloof in vertrouwen en gehoorzaamheid. Hij zal voorzien, Hij zal voor de Zijnen strijden en zij mogen stil zijn (Ex. 14:14). Lieve vrienden, misschien denkt u, wat een strijd wat een wegen, daar verlang ik niet naar. Zie niet op de strijd, zie op de uitkomst. Staar niet op de schijnvrede, die zal straks veranderen in een ware hel. Luister niet naar de vleiende woorden van de boze, ze zullen straks veranderen in een ijselijk gebrul. Zie op Jezus, luister naar Zijn dierbare stem en volg Hem in afhankelijke gehoorzaamheid. Dan zal uw einde vrede zijn. Al lijkt hier soms alles verkeerd te lopen, Hem loopt nooit iets uit de hand. Hij weet wat de Zijnen nodig hebben om te komen tot de volmaaktheid. Hij hersteld het beeld van Zijn Zoon in allen die Hem liefhebben. Kom, broeders en zusters, verblijdt u in de Heere, ten allen tijd. Ook in de gevangenis, in het ziekenhuis, in het sterfhuis, ja in Hem geborgen, zal Hij Zijn kracht vervullen in onze zwakheid. Amen.

Jezus heeft mijn hand gevat,

en Hij zal mij veilig leiden.

Hij, mijn hulp, mijn grootste schat,

Hij zal nimmer van mij scheiden.

Jezus richt mijn wank’le schreen;

Jezus is mijn troost alleen.

Ziet mijn ongeloof gevaar,

vrees ik ook des vijands lagen,

Christus is toch altijd daar,

Christus weert des vijands slagen.

U, o Heiland, U alleen

bent mijn troost in tegenheen.

Klaagt de vijand mij ook aan,

U bent in mijn plaats getreden.

Vangt hij ook met ziften aan,

Christus heeft voor mij gebeden.

U, o Heiland, U alleen

bent mijn troost in tegenheen.

Uwe liefde kocht mij vrij,

en uw dood schonk mij het leven;

ja, U deed te veel voor mij,

om mij weder prijs te geven.

Zou uw trouw ooit wank’len? Neen.

Dit is, Heer, mijn troost alleen.


Wilco Vos Veenendaal 22-04-2015