Volg ons op YouTube

Wat Jezus in de aarde schreef

‘En dit zeiden zij, Hem verzoekende, opdat zij iets hadden om Hem te beschuldigen. Maar Jezus nederbukkende, schreef met den vinger in de aarde, Joh. 8:6.’

‘Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke, Joh. 7:37b.’ Zo klonk de heerlijke uitnodiging uit Jezus mond. Daar stond Hij, de Zoon van God, de Zaligmaker van de wereld, te midden van vriend en vijand. Hij Die gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren is. Zijn hart vol medelijden met hen die verstrikt zaten in zichzelf en gebukt gingen onder een slaven juk. Met een hart vol liefde voor hen die verloren lagen in zonden en schuld. Hij, de Levensbron, sprak tot hen en tot ons allen, woorden van leven, woorden van troost en woorden die ons uitnodigen te komen tot Hem en te geloven alles wat Hij sprak en nog spreekt door Zijn Woord. ‘Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien, Joh. 7:38.’ Geloven wij dat Jezus gekomen is naar deze door de zonde vervloekte wereld om te redden dat verloren is? Geloven wij dat wij allen gezondigd hebben tegen God, de Schepper van hemel en aarde en dat wij daarom de dood en de hel verdiend hebben? Geloven wij dat er geen hoop en geen leven is buiten God? Geloven wij ook dat er geen enkele weg tot behoud is dan Jezus? Hij sprak: ‘Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader dan door Mij, Joh. 14:7.’ Er is geen andere weg, geen andere waarheid en er is buiten Hem geen leven. Hij is niet gekomen om de wereld te veroordelen maar om te behouden en daarom is er hoop, hoop voor een verloren wereld, hoop voor iedere zondaar die zich bekeert en tot Jezus vlucht.

Wat doen wij met deze woorden van Jezus? Hij nodigt de dorstigen, om bij Hem te komen. Hij biedt hen het water des Levens aan en hongerigen roept Hij om van het brood des Levens te eten. O wat een Heiland is deze Jezus, tot wie zouden wij anders heengaan, dan tot Hem? Als wij bij Hem schuilen, als wij komen, belast en beladen met onze zonden en ons neerbuigen aan de voet van het kruis, onze zonden belijden en Hem volgen al de dagen van ons leven, dan is daar een nieuw leven. Wat een wonder dat God Zelf verloren zondaren trekt uit deze duisternis en hen brengt aan de voet van het kruis. Het is Zijn Geest die de zondaar overtuigd van zonde, gerechtigheid en van oordeel, juist omdat zij in Hem niet geloofd hebben. Als dan Jezus het middelpunt van ons leven, van ons verlangen en gedachten, ja het voorwerp van ons geloof geworden is, dan zullen wij bemerken dat stromen van levend water uit onze buik vloeien. Het is de Heilige Geest die ons in alle waarheid leid, mensen op ons pad brengt en de woorden in de mond legt. ‘En gijlieden zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils, En zult te dienzelven dage zeggen: Dankt den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken; vermeldt dat Zijn Naam verhoogd is. Psalmzingt den HEERE, want Hij heeft heerlijke dingen gedaan; zulks zij bekend op den gansen aardbodem, Jes. 12:3-5.’

De farizeeërs en de schriftgeleerden ergerde zich aan Zijn woorden en wilden Hem vangen. Een diepe haat vervulde hun hart als zij Zijn woorden hoorden. Zij kende de Schriften en onderwezen het volk, zij waren de mensen die het verdienden om geprezen te worden en dan was daar die Jezus, die verachte timmermanszoon die optrok met verachte Galileeërs, zulke eenvoudige vissers. Hoe kon het volk Hem volgen? Hij die Zichzelf Gods Zoon maakte en de Sabbat brak? Zij zochten voortdurend een gelegenheid om Hem te kunnen grijpen. Weg met deze Jezus. En dan zien zij daar een geweldige mogelijkheid om Jezus te vangen. Zij hebben een vrouw in overspel gevonden en naar de wet van Mozes moest zo’n vrouw gestenigd worden (Lev. 20 en Deutr. 22). De Romeinen hadden de Joden echter verboden om de doodstraf uit te voeren.

Dit was een geweldige kans om Jezus in de val te laten lopen. Of Hij zou de wet van Mozes overtreden door deze vrouw niet te laten stenigen of Hij zou de Romeinse bezetter ongehoorzaam zijn. Wat zal hun hart blij zijn geweest met deze kans om hun vijand eindelijk te kunnen vangen. Waarom was Hij hun vijand, wat heeft Hij misdaan? Nooit heeft Hij hun ook maar iets misdaan, het is Zijn onderwijs, Zijn daden, Zijn liefde en Zijn gehoorzaamheid aan Zijn hemelse Vader die hen woest maken. Iedere keer als zij met Hem of Zijn woorden in aanraking komen worden zij geconfronteerd met hun eigen slechte, hoogmoedige hart, dat alleen uit is op eer en aanzien. Nu zal het voor eens en voor altijd afgelopen zijn met deze confrontatie. Daar staan zij voor Jezus, met de vrouw die ze op heterdaad betrapt en gegrepen hebben. Ze denken niet aan haar angst, ze geven niet om wie zij is, ze hebben haar nodig om hun duivelse plan ten uitvoer te kunnen brengen, weg met Jezus, dat is hun wens. ‘En haar gesteld hebbende in het midden, zeiden zij tot Hem: Meester, deze vrouw is op de daad zelve gegrepen, overspel begaande. En Mozes heeft ons in de Wet geboden dat dezulken gestenigd zullen worden; Gij dan, wat zegt Gij? Joh. 8:4,5.’ Wat zal het hart van deze vrouw geklopt hebben, wat zal er door haar gedachten zijn gegaan? O had ik mijn verstand maar gebruikt. Was ik mijn gevoel nu maar niet achterna gegaan. Nu is het te laat, ik moet sterven, haar hele levenslot lag in handen van die Man daar voor haar. De farizeeërs en schriftgeleerden zullen niet minder gespannen zijn geweest. Hoe zal Jezus Zich hier uit weten te redden? Dan gebeurt er iets waar zij niet op gerekend hadden. Jezus bukt Zich en schrijft met Zijn vinger in de aarde. Waarom? Wat schrijft Hij daar? Heeft Hij geen antwoord op deze vraag? Jawel, Jezus wil deze verharde godsdienstige mensen iets leren. Hij weet dat zij de Schriften kennen en leert hen een les uit de Schrift. ‘O HEERE, Israëls Verwachting, allen die U verlaten, zullen beschaamd worden; en die van mij afwijken, zullen in de aarde geschreven worden; want zij verlaten den HEERE, de Springader des levenden waters, Jer. 17:13.’ Allen die de Springader des levende waters verlaten, zullen in de aarde geschreven worden. Hun naam zal vergaan. Beste farizeeërs en schriftgeleerden, Ik ben niet gekomen om te oordelen maar om te behouden, Hier staan jullie oog in oog met de Springader des levens maar jullie hebben Mij niet gewild. Dit is de diepe les die Jezus hen wil leren.

Het is zo gemakkelijk om te wijzen naar een ander, die in de zonde is gevallen. Het is zo gemakkelijk om een avond te vullen met de gebreken van die ander, die buurman, die buurvrouw, die ouderling of die dominee. Maar wat wordt het anders als God ons onze eigen zonden laat zien. Als heel Nederland onze levensgeschiedenis inclusief onze gedachten en verlangens zou kunnen zien, zouden wij dan nog zo’n grote mond hebben? Wat vindt ik die farizeeër en die schriftgeleerde toch vaak in mijn eigen hart. Lieve vrienden, ik en u wij zijn niet beter dan die overspelige vrouw. Mijn gedachten en verlangens gaan zo vaak in tegen dat wat God mij geboden en verboden heeft. Als God u en mij heeft laten zien wat er in ons hart leeft dan gaan wij naast die vrouw zitten, dan zoeken wij haar op en zullen haar proberen te troosten. Moeten overtredingen dan niet gestraft worden? Natuurlijk, als er overtredingen zijn dan moeten die gestraft worden. Maar iemand zwart maken, verachten, bespotten en ontwijken is heel iets anders, dit kan alleen voortkomen uit een hart dat God niet liefheeft. Dit komt niet voort uit een hart dat Jezus heeft lief gekregen. Een blik in mijn eigen verdorven hart, doet mij zwijgen over de gebreken van die ander. Juist dit maakt ons medelijdend en medelevend. Lieve vrienden, hebben wij nog zoveel praatjes over de zonde van die ander? Zie dan hoe Jezus Zich neerbukt en in de aarde schrijft. Hij is niet gekomen om te veroordelen maar een ieder die zich niet tot Hem keert is al geoordeeld en zal in de aarde geschreven worden. Een windvlaag en weg is onze naam. Misschien overtuigd dit u niet en zegt u, ja maar, je moest eens weten. Zo deden de farizeeërs en de schriftgeleerden ook, zij bleven aanhouden en dan staat Jezus op en zegt: ‘Die van ulieden zonder zonde is, werpe de eerste steen op haar, Joh. 8:7b’

Opnieuw zien zij hoe Jezus Zich bukt en in de aarde schrijft. Dan dringt de boodschap tot hen door. Wie van ons zal een steen kunnen werpen? Wie van ons is zonder zonde? O wat een kracht in het Woord van God. Het is dat Woord, het is Jezus, het is de heilige Geest die een mens overtuigd. Zij kregen even de spiegel voor en zagen hun eigen zwartheid. Langzaam zien we hen afdruipen, de één na de ander., van de oudste tot de jongste. Wat een zegen zou het geweest zijn als deze mannen zich op hun knieën hadden laten vallen en hun zonde en schuld hadden beleden. Dan hadden zij de veranderende kracht van vergeving leren kennen. Dan zouden zij het werkelijke doel van Jezus komst, voor het eerst gezien hebben. Dan zou een liefde en vrede hun hart en leven hebben vervuld en zouden zij de mensen voortaan alleen nog maar gewezen hebben op Jezus, de Zaligmaker der wereld.

Daar staat de vrouw, alleen met Hem, die zonder zonde was, Hij die rechtvaardig een steen had mogen pakken om haar te doden. Hij de Schepper van hemel en aarde die haar leven in Zijn hand had. Zijn hart was vervuld met medelijden en liefde tot deze vrouw. ‘En Jezus Zich oprichtende, en niemand ziende dan de vrouw, zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers? Heeft u niemand veroordeeld? Joh. 8:10.’ Hier stond een zondaar, die naar de wet moest sterven, tegenover de zondeloze Die gekomen is om de wet te vervullen. “Heeft niemand u veroordeeld?” Zo vraagt Hij en dan antwoord zij; “niemand Heere.” Dan hoort zij uit de mond van Jezus: ‘Zo veroordeel Ik u ook niet; ga heen en zondig niet meer, Joh. 8:11.’ Wat een bijzondere woorden, wat een onvergetelijk moment zal dit zijn geweest in het leven van deze vrouw. Jezus is niet gekomen om te oordelen en te veroordelen maar om te behouden. ‘En indien iemand Mijn woorden gehoord en niet geloofd zal hebben, Ik oordeel hem niet; want Ik ben niet gekomen opdat Ik de wereld oordele, maar opdat Ik de wereld zalig make, Joh. 12:47.’ Hij zegt hier niet, “vrouw uw zonden zijn u vergeven” maar “Ik veroordeel u niet”. We lezen verder in de Bijbel niets meer over deze vrouw, we weten niet hoe het met haar is afgelopen. Als deze vrouw werkelijk tot het besef is gekomen van wat zij gedaan heeft, niet alleen met haar overspel maar met al haar doen en laten en zij heeft door genade haar schuld beleden aan de Heere, dan heeft zij Hem ook leren kennen als haar Zaligmaker Die al haar zonde op Zich nam.

Jezus hele weg op deze aarde is niet anders geweest dan een lange lijdensweg. Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen. Hij, de zondeloze, volkomen gehoorzame Zoon van de Vader, nam de schuld en straf op Zich van de mens. Hij moest de helse angsten en pijnen lijden voor dat wat wij misdaan hebben. Voor mijn overspelige gedachten moest Jezus sterven, o hoe haat ik nu mijn zonden, hoe lief heb ik mijn Heiland. De stenen zouden mij moeten bedelven maar Zijn genade zocht mij, kom vrienden, zouden wij daar niet van zingen? Zouden wij niet juichen voor onze Heere en Heiland, zouden wij niet roemen in Zijn genade, Zijn trouw en Zijn liefde? Of bent u nog een vijand van deze Jezus? Misschien durft u dat ook niet zo te zeggen? Hoe is dan uw leven? Kunt u nog steeds wijzen naar hen die in de zonde zijn gevallen of leven? Of is uw hart bewogen over hen die op deze wereld leven en verlangt u er naar dat zij allen de Heere Jezus mogen leren kennen als hun Zaligmaker en Verlosser?

Kom zondaars hoe groot uw zonden ook zijn, heeft u een strafblad, een dossier vol aantekeningen en een verleden dat niet zo best is, er is er Één, Die zondaren welkom heet. ‘Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was, Luk. 19:10.’ Broeders en zusters, wat een genade om Hem te mogen kennen als onze Heiland, Hij is de Heere van ons leven en zolang het nog tijd is mogen wij zondaren opzoeken en wijzen op de genade die in Hem geopenbaard is. Houd aan grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven.

Psalm 6 vers 1,2, en 9

O HEER’, Gij zijt welda – – dig;

Straf mij niet ongenadig

In Uwen toornegloed,

Ai, matig Uw kastijden;

Sla mij met medelijden,

Gelijk een vader doet.

Vergeef mij al mijn zon – den,

Die Uwe hoogheid schonden;

Ik ben verzwakt, o HEER!

Genees mij, red mijn leven;

Gij ziet mijn beend’ren beven;

Zo slaat Uw hand mij neer.

De HEER’ wild’ op mijn ker – men,

Zich over mij ontfermen;

Hij heeft mijn stem verhoord,

De HEER zal, op mijn smeken,

Geen hulp mij doen ontbreken;

Hij houdt getrouw Zijn woord.


Wilco Vos Veenendaal 05-05-2014