Volg ons op YouTube

Woorden van Jezus – Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?

‘Als nu Jezus gekomen was in de delen van Cesaréa Filippi, vraagde Hij
Zijn discipelen, zeggende: Wie zeggen de mensen, dat Ik, de Zoon des mensen,
ben? En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen:
Jeremia of een van de profeten. Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat
Ik ben? En Simon Petrus, antwoordende, zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon des
levenden Gods. En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon,
Bar-jona! Want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader,
Die in de hemelen is. En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra
zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet
overweldigen. En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en
zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat
gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn. Toen verbood
Hij Zijn discipelen, dat zij iemand zeggen zouden, dat Hij was Jezus, de
Christus, Matth. 16:13-20.’

Terwijl Jezus met Zijn
discipelen optrekt, polst Hij wat de mensen over Hem zeggen. ‘Wie zeggen de mensen, dat Ik, de Zoon des
mensen, ben?’
Jezus, de Zoon van God is gekomen als de Zoon des mensen om
zichzelf te geven opdat verloren mensen weer aangenomen konden worden tot
kinderen van de Allerhoogste God. In de Oud Testamentische tijd, werd Hij als
de Zoon des mensen omschreven door Henoch en Daniël. De profeten hebben Hem
aangewezen als de Messias van God gezonden om verzoening te brengen. Meer dan
tachtig keer wordt Jezus in het Nieuwe Testament omschreven als de Zoon des mensen.
Geboren als een hulpeloos kind, groeide Hij op in een gezin met ouders, die net
als alle andere mensen, vol gebrek hun weg zijn gegaan. In gehoorzaamheid
onderwierp Hij Zich aan Zijn gebrekkige vader en moeder waarvan we weten dat
Jozef, hoewel niet Zijn biologische, toch wel zijn aardse vader, een vakman in
de bouw was. Al opgroeiende tot de volwassenheid, ontdekte de mensen hoe
bijzonder Hij uitblonk in kennis aangaande de dingen van het Koninkrijk der
hemelen. Hij ging het gesprek met de geleerden niet uit de weg. Op dertig
jarige leeftijd klonk er een stem uit de hemel, “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Welke Ik mijn welbehagen heb.” De Heilige Geest daalde daar neer op de
zojuist gedoopte Jezus, Die door Johannes was aangewezen als het Lam Gods dat
de zonde der wereld wegneemt. Na een periode van veertig dagen vasten waarbij
Hij de duivel versloeg met het Woord van God, begon Jezus Zijn bediening in het
openbaar. Hij verkoos Zich discipelen die Hem volgden. Zijn Woorden, de wonderen
en de macht waarmee Hij te werk ging, hadden al menig mens doen zeggen: “Wie is toch deze?” Er zijn er geweest
die Hem de Zone Davids noemden, anderen twijfelden of Hij nu wel of niet de
Messias was. De farizeeërs en de sadduceeërs deden hun uiterste best om het
volk bij Hem weg houden en Hem te vangen.

Dan nu de vraag: “Wie zeggen de mensen, dat Ik, de Zoon des
mensen ben?”
Het antwoord klinkt: “Sommigen:
Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Jeremia of een van de
profeten.”
Blijkbaar drong het niet tot de mensen door dat Jezus tot hen
gekomen was. Dan richt Jezus Zich tot Zijn eigen discipelen: “Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben?” Hoe
denken jullie nu over Mij? Wie ben ik voor jullie? Dan klinkt het heerlijke
antwoord uit de mond van Petrus: “Gij
zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.”
Met andere woorden, U bent de
Messias, de van God gezondene en gezalfde, ja de Zoon van de levende God. Wij
weten Wie u bent, wij geloven dat u de Messias bent, waarvan Mozes, David en
zovele anderen hebben geprofeteerd.

‘En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon,
Bar-jona! Want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader,
Die in de hemelen is.’
Jezus spreekt Petrus aan met zijn naam; Simon, zoon
van Jona en acht hem zalig daar hij van God de Vader geopenbaard heeft gekregen
dat Jezus de Christus, de Zoon van God is. Dan vervolgt Jezus: ‘En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op
deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve
niet overweldigen. En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der
hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden
zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden
zijn.’

Petrus, betekent rots of
rotsblok en zoals Petrus een standvastig karakter openbaart en getuigt vanuit
zijn hart dat Jezus de Messias is, zo zegt Jezus dat op deze petra, deze belijdenis
en deze standvastigheid die we zien in Petrus de gemeente van Jezus Christus
gebouwd zal worden. De poorten der hel zullen dit niet kunnen overweldigen. Nog
even en Petrus zou uitgaan om de Naam van Zijn Heiland te verkondigen onder
Jood en later ook onder de heidenen. Hoe de hel ook zou woeden, hoe de machten
van de duisternis zich ook zouden openbaren, met de sleutelen van het
Koninkrijk der hemelen in de hand, zou iedere macht die zich tegen de Naam van
Jezus zou verheffen, gebonden worden en gebondene, zouden op de prediking van
het evangelie tot bevrijding komen. Zoals Jezus de duivelen bestrafte en
gebondene bevrijdde, zo zou ook Petrus met de andere discipelen ervaren hoe zij
in Christus meer dan overwinnaars waren. Zo mogen wij vandaag in de voetsporen
van Jezus, met het gelovig getuigenis dat Petrus getuigde, ervaren hoe de
machten der hel moeten wijken op de prediking van de blijde boodschap van
redding en genade.

De prediking van het
evangelie, gepaard gaand met wonderen en tekenen bewijst machtiger te zijn dan
de machten van de duisternis. Satan en zijn demonen moeten wel op de vlucht als
Jezus Christus, verkondigd wordt als de in het vlees gekomen Mensenzoon, de
Zoon van God, Die zichzelve overgaf tot in de dood en opstond als de Overwinnaar
over het rijk van satan, de dood, de hel en het graf. Christus heeft Zijn
volgelingen de macht gegeven om de duivelen uit te werpen. Geen van Gods
kinderen hoeft de macht van de boze te vrezen, zij die beseffen hoe rijk zij
zijn in Christus mogen geloven, dat op het belijden van de naam van Jezus
Christus, de satan siddert en beeft. De boze stelt alles in het werk om de
gelovige te doen wankelen, maar weet dat de poorten van de hel het eenvoudige
geloven en vertrouwen dat Jezus is de Christus, de Zoon van de levende God,
nooit zal kunnen overweldigen. Wij mogen als volgelingen van Jezus, net als
Petrus belijden dat Jezus de Heere is en dat er in Zijn Naam vergeving van
zonden is.

Jezus verbood Zijn discipelen
om hierover te spreken, het was nog de tijd niet dat zij het zouden uitbazuinen
dat Jezus de Christus was. Het zaad dat gestrooid werd moest ontkiemen. Niet
een erkennen vanuit het verstand zou genoeg zijn maar een geloven met het hart,
door de overtuiging van de Geest.

Nu we nagedacht hebben over
deze bijzondere belijdenis van Petrus, is het goed om ook de vraag aan onszelf
voor te leggen: Jezus vraagt vandaag aan u en mij: “Maar gij, wie zegt gij, dat Ik de Zoon des mensen ben?” Nu kijken
we even niet naar de Joden, niet naar de farizeeërs, de discipelen of andere
mensen om ons heen. Misschien gaat u al langere tijd naar een kerkelijke
gemeente en hoort u getuigenissen over het leven met Jezus van andere
gelovigen, maar nu de vraag; hoe denk u over Jezus? Wie is Hij voor u? Misschien
hebt u wel een gelovige partner, u ziet in zijn of haar leven hoe dat verbonden
is met God, door het geloof in Jezus; maar wie is Hij voor u? Misschijn zie jij
het wel in het leven van je vader en moeder of één van beiden. Misschien heb je
wel een vriend of vriendin die getuigt van het leven met Jezus, je ziet het in
de keuzes die ze maken, je proeft het in de liefde die ze leven, maar nu de
vraag: Wie is Jezus voor jou? Hoelang bent u nu al bekend met de boodschap van
redding en genade? Hoelang wordt u al opgeroepen door het Woord om uw leven uit
handen te geven, u te bekeren en in het geloof tot God te wenden? Merkt u dan
niet op hoe iedere dag een Godsgeschenk is, hoe de zon schijnt, eten en
drinken, vriendschappen en liefdadigheid uit Vaders hand tot u komen als
roepstemmen, die u aansporen om Hem te dienen zoals Hij gediend wil worden? Wie
is God voor u? Wie is Jezus voor u? Bent u dan zo blind, wacht u dan echt op
een bijzondere roepstem? Besef toch dat de vraag die Jezus u vandaag stelt,
vandaag beantwoord moet worden. “Maar
gij, wie zegt gij, dat Ik de Zoon des mensen ben?”

Vrienden, ik hoop en bid dat
een ieder die deze overdenking leest, vandaag of morgen de echo van Jezus stem
hoort: ‘Zalig zijt gij! Want vlees en
bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.’

Laten wij voor het eerst en steeds opnieuw God de Vader eren door onszelf aan
Hem over te geven in het eenvoudige geloven dat Jezus Christus, de Messias voor
ons de schuld heeft betaald, de dood heeft overwonnen en gezegend heeft met een
onbevattelijke bevrijding en de ingang in het eeuwige leven. Amen. 

Wilco Vos Veenendaal 04-02-2019